Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1107/2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 15-08-2006
- Bronpublicatie:
05-07-2006, PbEU 2006, L 204 (uitgifte: 26-07-2006, regelingnummer: 1107/2006)
- Inwerkingtreding
15-08-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2006, PbEU 2006, L 204 (uitgifte: 26-07-2006, regelingnummer: 1107/2006)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Luchtvervoer
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De eengemaakte markt voor luchtdiensten moet voordelen opleveren voor de burgers in het algemeen. Gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit als gevolg van handicaps, leeftijd of een andere factor moeten mogelijkheden krijgen om gebruik te maken van luchtvervoer, die vergelijkbaar zijn met die van andere burgers. Gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit hebben hetzelfde recht als alle andere burgers op vrij verkeer, keuzevrijheid en non-discriminatie. Dit geldt zowel voor het luchtvervoer als voor andere domeinen des levens.
- (2)
Het vervoer van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit moet daarom worden aanvaard en niet geweigerd op grond van hun handicap of gebrek aan mobiliteit, behalve om wettelijk voorgeschreven en om veiligheidsredenen gerechtvaardigde redenen. Alvorens een boeking te aanvaarden van gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit, dienen agenten en touroperators zich alle redelijkerwijze mogelijke inspanningen te getroosten om na te gaan of er sprake is van een gerechtvaardigde veiligheidsreden waardoor dergelijke personen niet tot de vlucht in kwestie kunnen worden toegelaten.
- (3)
Deze verordening mag geen invloed hebben op de passagiersrechten die in de communautaire wetgeving zijn vastgesteld, en met name in Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (3) en in Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (4). Indien ten aanzien van één en hetzelfde geval eenzelfde recht op terugbetaling en/of nieuwe boeking zowel overeenkomstig een van deze wetgevingsbesluiten als overeenkomstig onderhavige verordening gelden, is de persoon in kwestie gerechtigd slechts eenmaal van dit recht gebruik te maken.
- (4)
Om te garanderen dat gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit dezelfde kansen op luchtvervoer genieten als andere burgers, moeten zij op luchthavens en aan boord van luchtvaartuigen door voorziening van het nodige personeel en de nodige uitrusting bijstand krijgen die beantwoordt aan hun bijzondere behoeften; om sociale uitsluiting te vermijden, moet deze bijstand zonder bijkomende kosten worden verleend.
- (5)
De bijstand die verleend wordt op luchthavens op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, moet gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit onder meer in staat stellen zich van het punt van aankomst bij de luchthaven naar het luchtvaartuig te begeven en van het luchtvaartuig naar het punt vanwaar zij de luchthaven verlaten, inclusief in- en uitstappen. Deze punten moeten ten minste worden aangegeven bij de hoofdingangen van de terminals, bij de incheckbalies, op trein-, sneltram-, metro- en busstations, bij taxistandplaatsen en andere afzetpunten, en op de parkeerplaatsen van de luchthaven. De bijstand moet zodanig zijn georganiseerd dat zich geen onderbrekingen en vertragingen voordoen; in de hele Gemeenschap moeten dezelfde hoge normen worden aangehouden en moet optimaal gebruik worden gemaakt van de beschikbare middelen, ongeacht de luchthaven of luchtvervoerder die daarbij betrokken is.
- (6)
Om deze doelstellingen te bereiken, dient het garanderen van bijstand van hoge kwaliteit op luchthavens te vallen onder de verantwoordelijkheid van een centraal orgaan. Aangezien de beheersorganen van luchthavens een centrale rol spelen bij het verlenen van diensten in hun luchthavens, moet deze algehele verantwoordelijkheid aan hen worden toevertrouwd.
- (7)
De beheersorganen van luchthavens kunnen zelf voorzien in bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Als alternatief, gezien de positieve rol die bepaalde exploitanten en luchtvaartmaatschappijen tot dusver hebben vervuld, kunnen de beheersorganen overeenkomsten met derden aangaan voor de verstrekking van deze bijstand, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de toepasselijke bepalingen van het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van de regels inzake openbare aanbestedingen.
- (8)
De bijstand moet zodanig worden gefinancierd dat de kosten evenredig worden gespreid over alle passagiers die gebruikmaken van de luchthaven, en dat stimulansen om het vervoer van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te weigeren, worden vermeden. De bijstand kan op de meest efficiënte wijze worden gefinancierd door aan elke luchtvaartmaatschappij die gebruikmaakt van een luchthaven een heffing op te leggen die in verhouding staat tot het aantal passagiers die door die maatschappij van en naar de luchthaven in kwestie worden vervoerd.
- (9)
Om met name te verzekeren dat de kosten die aan een luchtvaartmaatschappij in rekening worden gebracht, in verhouding zijn met de bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, en ervoor te zorgen dat deze kosten niet worden gebruikt om andere activiteiten van het beheersorgaan te financieren dan die welke verband houden met het verstrekken van dergelijke bijstand, dienen deze kosten bij volledige transparantie te worden vastgesteld en berekend. Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap (5), en met name de bepalingen inzake de boekhoudkundige scheiding, dient dan ook van toepassing te zijn voorzover dit niet in strijd is met onderhavige verordening.
- (10)
Bij het organiseren van de bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, alsmede bij de opleiding van hun personeel, moeten luchthavens en luchtvaartmaatschappijen rekening houden met de ten tijde van de aanneming van deze verordening geldende Gedragscode voor grondafhandeling van personen met beperkte mobiliteit van de Europese Burgerluchtvaartconferentie (ECAC), zoals beschreven in ECAC document 30, deel I, afdeling 5 en de betrokken bijlagen, met name de Gedragscode voor grondafhandeling van personen met beperkte mobiliteit, zoals opgenomen in bijlage J van de ECAC.
- (11)
Bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe luchthavens en terminals, en als onderdeel van grootschalige verbouwingen, moeten beheersorganen van luchthavens, waar mogelijk, rekening houden met de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Evenzo moeten luchtvaartmaatschappijen, waar mogelijk, rekening houden met dergelijke behoeften bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe en te renoveren luchtvaartuigen.
- (12)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens (6) moet strikt worden uitgevoerd, om de privacy van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te verzekeren en om ervoor te zorgen dat de gevraagde informatie alleen dient om de in deze verordening neergelegde bijstandsverplichtingen te vervullen en niet ten nadele van de passagiers die een beroep willen doen op de dienst in kwestie, wordt aangewend.
- (13)
Alle essentiële informatie voor luchtreizigers moet worden verstrekt in alternatieve formaten die toegankelijk zijn voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, en dienen ten minste in dezelfde talen beschikbaar te zijn als de informatie voor de overige passagiers.
- (14)
Wanneer rolstoelen of andere mobiliteitsuitrusting en hulpmiddelen tijdens de afhandeling in de luchthaven of tijdens het vervoer aan boord van het luchtvaartuig verloren gaan of worden beschadigd, ontvangt de passagier aan wie deze middelen toebehoren, een schadevergoeding die in overeenstemming is met internationale, Gemeenschaps- en nationale rechtsvoorschriften.
- (15)
De lidstaten moeten ervoor zorgen en erop toezien dat deze verordening wordt nageleefd en moeten een passende instantie voor de uitvoering van die handhavingstaken aanwijzen. Dit toezicht mag geen afbreuk doen aan het recht van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit om overeenkomstig het nationale procesrecht langs juridische weg schadevergoeding te eisen bij een rechtbank.
- (16)
Gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit die van oordeel zijn dat onderhavige verordening is geschonden, dienen deze kwestie aan het beheersorgaan van de luchthaven dan wel aan de desbetreffende luchtvaartmaatschappij voor te leggen. Indien de gehandicapte persoon of de persoon met beperkte mobiliteit langs deze weg geen genoegdoening krijgt, kan hij/zij een klacht indienen bij de instantie(s) die daartoe door de betrokken lidstaat is (zijn) aangewezen.
- (17)
Klachten met betrekking tot bijstand op een luchthaven dienen te worden gericht aan de instantie(s) die door de lidstaat waarin de luchthaven is gevestigd, is (zijn) aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van deze verordening. Klachten met betrekking tot bijstand door een luchtvaartmaatschappij dienen te worden gericht aan de nationale instantie(s) die hiertoe door de lidstaat die de vergunning aan de luchtvaartmaatschappij heeft afgegeven, is (zijn) aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van deze verordening.
- (18)
De lidstaten dienen de regels vast te stellen inzake de sancties op overtredingen van deze verordening en ervoor te zorgen dat deze regels worden toegepast. De sancties, die de opdracht tot betaling van compensatie aan de betrokken persoon kunnen omvatten, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- (19)
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk een hoog en gelijkwaardig niveau van bescherming en bijstand verzekeren in alle lidstaten en garanderen dat de marktdeelnemers hun activiteiten in de eengemaakte markt in geharmoniseerde omstandigheden kunnen uitoefenen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de strekking en de gevolgen van de verordening, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (20)
De onderhavige verordening eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.
- (21)
Regelingen voor meer samenwerking met betrekking tot het gebruik van de luchthaven van Gibraltar zijn op 2 december 1987 in Londen overeengekomen tussen het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk in een gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van deze twee landen. Deze regelingen moeten nog in werking treden,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 24 van 31.1.2006, blz. 12.
Advies van het Europees Parlement van 15 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 juni 2006.
PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.
PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1.
PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.