type: EvBcoll:
Rb. Limburg, 11-02-2021, nr. C/03/287022 / KG ZA 21-8
ECLI:NL:RBLIM:2021:1155
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
11-02-2021
- Zaaknummer
C/03/287022 / KG ZA 21-8
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2021:1155, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 11‑02‑2021; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:539
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:3220
Uitspraak 11‑02‑2021
Inhoudsindicatie
Executiegeschil.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/287022 / KG ZA 21-8
Vonnis in kort geding van 11 februari 2021
in de zaak van
[eiser] ,
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. L.C. van Kasteren,
tegen
1. de onderlinge waarborgmaatschappij
T.V.M. U.A. h.o.d.n. TVM VERZEKERINGEN,
gevestigd te Hoogeveen,
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
2. TELE TEGELEN B.V.,
gevestigd te Tegelen, gemeente Venlo,
3. [naam 1] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
4. [naam 2] INTERNATIONAAL TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Waardenburg, gemeente West Betuwe,
5. RANDBERG RENTAL B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
6. [naam 3] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Venray,
7. FLOWER CIRCLE B.V.,
8. de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
9. vennootschap naar buitenlands recht
MS AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Antwerpen, België,
gedaagden,
advocaat mr. J.M. Wolfs.
Partijen zullen hierna “ [eiser] ” en “TVM c.s.” genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 14 januari 2021, met producties,
- -
de voorafgaand aan de mondelinge behandeling toegezonden producties van TVM c.s.,
- -
de mondelinge behandeling op 28 januari 2021 met de pleitaantekeningen van TVM c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Bij arrest van 15 november 2012 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is aan [eiser] een ontnemingsmaatregel opgelegd ten belope van € 55.907,29.
2.2.
Bij arrest van 24 december 2013 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is [eiser] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van diverse geldbedragen, vermeerderd met rente en kosten, aan verschillende verzekeraars en vervoerders die schade hebben geleden als gevolg van een of meer ladingdiefstallen waarvoor [eiser] , samen met anderen, is veroordeeld.
2.3.
Strafvorderlijke beslaglegging op vermogensbestanddelen van [eiser] door het Openbaar Ministerie heeft doel getroffen tot een bedrag van € 79.765,00. TVM c.s. hebben conservatoir derdenbeslag onder de Staat der Nederlanden doen leggen op alles wat van [eiser] onder de Staat werd gehouden, van [eiser] verkregen zou worden of door [eiser] verschuldigd zou zijn. Door of vanwege het Openbaar Ministerie is genoemd bedrag rechtsreeks betaalbaar gesteld aan TVM c.s. op 10 augustus 2017.
2.4.
Door TVM c.s. is naast het derdenbeslag tevens op 16 april 2007 conservatoir beslag gelegd op twee onroerende zaken die aan [eiser] in eigendom toebehoren, te weten de onroerende zaken staande en gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] en de [adres 2] te [plaats 2] .
2.5.
Door of vanwege verschillende mede veroordeelden van [eiser] zijn eveneens geldbedragen aan TVM c.s. betaald.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. primair op te heffen de op 16 april 2017 ten behoeve van de benadeelde partijen gelegde beslagen op een tweetal aan [eiser] toebehorende onroerende zaken, respectievelijk staande en gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] en aan de [adres 2] te [plaats 2] ,
II. subsidiair TVM c.s. te veroordelen om de respectieve beslagen met onmiddellijke ingang op te heffen en opgeheven te houden en door te (doen) halen in de openbare registers, alles op verbeurte van een door iedere niet-meewerkende gedaagde afzonderlijk te verbeuren dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, dat TVM c.s. na betrekening van dit vonnis in gebreke blijven,
III. meer subsidiair de executie te schorsen totdat in een te entameren bodemprocedure door de rechtbank op het geschil zal zijn beslist,
IV. althans zodanige voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vernemen te behoren,
alles met veroordeling van TVM c.s. hoofdelijk, des de één betalend de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van dit kort geding.
3.2.
[eiser] legt, kort gezegd, aan zijn vorderingen de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag:
- -
hetgeen waartoe [eiser] is veroordeeld, is voldaan uit het bedrag waarvoor het beslag van het Openbaar Ministerie in het kader van de strafzaak doel heeft getroffen, te weten€ 79.765,00 en er resteert dan nog een bedrag, te weten € 38.647,77 dat als overschot aan [eiser] terugbetaald moeten worden,
- -
Amlin Corporate Insurance N.V. behoort niet mede te delen in de opbrengst, omdat zij is opgehouden te bestaan,
- -
als Amlin Corporate Insurance N.V., althans haar rechtsopvolger(s) wel tot de rechthebbenden beho(o)r(t)(en), dan is er door [eiser] nog een gering bedrag te betalen aan TVM c.s., waarbij hij bereid is op korte termijn tot betaling over te gaan,
- -
aan het voorgaande staat overigens ook in de weg dat de betekening van het arrest van24 december 2013 in het geval van Amlin niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, omdat een handelsnaam is gebruikt,
- -
voor zover de vordering vanTVM c.s. ziet op de wettelijke rente is deze verjaard,
- -
de door TVM c.s. gehanteerde verdeelsleutel is in strijd met de imputatieregel,
- -
TVM c.s. handelen is strijd met de redelijkheid en billijkheid door niet de wettelijke rangregeling (paritas creditorum, artikel 3:277 lid 1 BW) te volgen,
- -
er wordt onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld, omdat geen rekening wordt gehouden met zijn belangen,
- -
[eiser] verkeert in bewijsnood, omdat hij door TVM c.s. niet wordt geïnformeerd over de wijze van afhandeling van het executoriaal beslag,
- -
aan al het voorgaande staat tevens in de weg dat het Openbaar Ministerie het bedrag van€ 79.765,00 niet direct aan (de raadsman) van TVM c.s. heeft mogen overmaken, waardoor [eiser] de waarborgen van afhandeling van het beslag door een deurwaarder zijn onthouden,
- -
er wordt misbruik gemaakt van het executoriaal beslag door dit niet op te heffen waardoor [eiser] schade lijdt,
- -
aan al het voorgaande staat in de weg dat de recente (over)betekening van het beslag niet heeft plaatsgevonden aan [eiser] in persoon, noch aan een adres waar hij staat ingeschreven.
[eiser] baseert zijn vordering voorts op artikel 438 lid 2 Rv en stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde voorzieningen te hebben.
3.3.
T.V.M. c.s. voeren gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Betekening
4.1.
De stelling van [eiser] dat recente (over)betekening van de beslagen inzake beide onroerende zaken niet heeft plaatsgevonden aan het adres waarop hij volgens de basisregistratie personen (BRP) is ingeschreven, zodat niet tot executie kan en mag worden overgegaan, wordt gepasseerd. [eiser] heeft die stelling in het geheel niet met gegevens of documenten onderbouwd. Daar komt bij dat op basis van de door TVM c.s. overgelegde stukken aangenomen moet worden dat de deurwaarder de basisregistratie personen heeft geraadpleegd, omdat hij daarvoor ook kosten in rekening heeft gebracht.
“Amlin”
4.2.
De voorzieningenrechter leest de dagvaarding jegens gedaagde sub 5 verbeterd als “MS Amlin Insurance SE”, waar gedagvaard is “Amlin Insurance SE”. Mr. Wolfs heeft uitgebreid gemotiveerd dat en waarom MS Amlin Insurance SE een vorderingsrecht op [eiser] zou toekomen, zodat de voorzieningenrechter ervan uit moet gaan dat, omdat ook niet anders is gesteld of gebleken, MS Amlin Insurance SE in kort geding is verschenen en verweer heeft gevoerd.
4.3.
TVM c.s. hebben in dit kort geding onderbouwd en aldus genoegzaam aangetoond dat MS Amlin Insurance SE door fusie de rechtsopvolger is van Amlin Europe N.V. en deze op haar beurt van Amlin Corporate Insurance N.V., voorheen handelend onder de naam Fortis Corporate Insurance N.V.. Dat betekent dat het vorderingsrecht op [eiser] is blijven bestaan en nu bij MS Amlin Insurance SE berust. De vordering van MS Amlin Insurance SE zal, in beginsel, dan ook betrokken moeten worden in de afrekening.
4.4.
Door [eiser] is met betrekking tot het vorderingsrecht van MS Amlin Insurance SE evenwel ook naar voren gebracht dat de betekening van het arrest van het gerechtshof‘s-Hertogenbosch in 2013 namens de rechtsvoorganger van MS Amlin Insurance SE niet op de juiste wijze zou hebben plaatsgevonden, omdat destijds een handelsnaam is gebruikt. Het gevolg daarvan zou zijn, zo begrijpt de voorzieningenrechter [eiser] , dat er geen vorderingsrecht van MS Amlin Insurance SE op [eiser] bestaat, althans dat de beslagen niet rechtsgeldig namens door haar rechtsvoorganger gelegd zijn. TVM c.s. hebben terecht naar voren gebracht dat dit verweer tegen de vordering van MS Amlin Insurance SE tardief is, omdat het pas ter kort gedingzitting naar voren is gebracht. Daarmee is het in strijd met de goede procesorde, omdat TVM c.s. zich daarop niet heeft kunnen voorbereiden. Ook overigens is de stelling van [eiser] inzake de beweerdelijk onjuiste betekening, die door TVM c.s. overigens betwist wordt, in het geheel niet onderbouwd. Aan die stelling kan in dit kort geding, waarin immers geen plaats is voor nadere bewijsvoering, alleen om die reden al niet het door [eiser] beoogde gevolg van het niet betrekken van die vordering in de afrekening worden verbonden.
4.5.
[eiser] erkent dat, indien de vordering van MS Amlin Insurance SE betrokken moet worden in de afrekening, er nog een door hem te betalen bedrag resteert. De voorzieningenrechter benadrukt dat [eiser] dit ter kort gedingzitting meermaals heeft herhaald. Wel zijn partijen verdeeld over de vraag hoe groot de restantvordering van TVM c.s. op [eiser] nog is.
4.6.
De voorzieningenrechter begrijpt, nu hiervoor reeds geoordeeld is dat de vordering van MS Amlin Insurance SE betrokken moet worden in de afrekening en de vordering van TVM c.s. door [eiser] niet volledig is voldaan, de stellingen van [eiser] aldus dat handhaving van de gelegde beslagen onrechtmatig jegens hem zou zijn en dat deze daarom opgeheven moeten worden dan wel dat de executie geschorst zou moeten worden.
Executiegeschil
4.7.
In een executiegeschil, zoals hier aan de orde, kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant (TVM c.s.) ‑ mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde ( [eiser] ) die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan.
Er zal geen in redelijkheid te respecteren belang kunnen zijn, indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van ná dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde ( [eiser] ) een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.8.
Door [eiser] is niet gesteld en ook overigens is niet gebleken dat het arrest van15 november 2012 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarbij [eiser] de verplichting is opgelegd om de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 55.907,29 te betalen juridische of feitelijke misslagen bevat. Evenmin is gesteld dat het arrest van 24 december 2013 van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, waarbij [eiser] strafrechtelijk is veroordeeld tot betaling van diverse geldbedragen aan TVM c.s., die tezamen in de huidige procedure zijn gedagvaard, dergelijke juridische of feitelijke misslagen bevat. De vordering van TVM c.s., zoals die voortvloeit uit het arrest van24 december 2013, staat daarom zonder meer vast. [eiser] stelt ook niet dat hij in een noodsituatie is komen te verkeren als gevolg van ná het genoemde arrest van 24 december 2013 ontstane feiten of omstandigheden. Zijn stellingen zijn zo ook niet te begrijpen.
4.9.
[eiser] stelt dat door de wijze waarop de executie van het arrest wordt afgewikkeld sprake is van miskenning van zijn belangen, onrechtmatig handelen jegens hem, en in ieder geval van misbruik van bevoegdheid. De kern van dit betoog van [eiser] is dat TVM c.s. ten onrechte niet de imputatieregel van artikel 6:44 lid 1 BW heeft toegepast en geen acht heeft geslagen op de wettelijke rangregeling van artikel 3:277 lid 1 BW. Aan de juistheid van dit betoog kan in dit kort geding voorbij worden gegaan. Zelfs wanneer de imputatieregeling en de rangregeling niet correct toegepast zouden zijn, resteert er een vordering van TVM c.s. op [eiser] . Dit feit is ter kort gedingzitting niet langer weersproken door [eiser] . De stelling van [eiser] dat de wettelijke rente zou zijn verjaard, omdat niet tijdig is gestuit, is bovendien onjuist en onhoudbaar. Een dergelijke verjaring is niet gebaseerd op wet- of regelgeving en evenmin in de rechtspraak aanvaard. TVM c.s. hebben voorts voldoende onderbouwd en aldus aannemelijk gemaakt dat die restvordering op [eiser] aanzienlijk is.
4.10.
Ter kort gedingzitting heeft [eiser] weliswaar aangegeven dat hij van de kwestie verlost wil zijn na vijftien jaar en dat hij bereid is te betalen, met de woorden: “Ook als ik nog €35.000,00 schuldig ben; dat betaal ik dan morgen.”, maar hij heeft geen enkele alternatieve zekerheid geboden. Niet valt in te zien dat TVM c.s. genoegen zouden moeten nemen met een dergelijke blote toezegging, terwijl onduidelijk is hoe groot het restitutierisico aan de zijde van [eiser] is.
4.11.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen toereikende grondslag is om te moeten oordelen dat de gelegde beslagen op de twee onroerende zaken geschorst moeten worden, laat staan moeten worden opgeheven. De vorderingen worden daarom afgewezen.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan de zijde van TVM c.s. worden deze kosten tot op heden begroot op€ 667.00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris advocaat, tezamen €1.647,00.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding aan de zijde van TVM c.s. tot op heden begroot op € 1.647,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑02‑2021