Hof 's-Hertogenbosch, 26-01-2010, nr. HD 200.044.672 T
ECLI:NL:GHSHE:2010:5347
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
26-01-2010
- Zaaknummer
HD 200.044.672 T
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2010:5347, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 26‑01‑2010; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ6331
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2011:7250
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2014:1140
Uitspraak 26‑01‑2010
Inhoudsindicatie
incident overeenkomstenrecht
Partij(en)
zaaknr. HD 200.044.672
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
achtste kamer, van 26 januari 2010,
gewezen in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 22 september 2009,eiser in het incident ex artikel 351 Rv,
advocaat: mr. J. van Boekel,
tegen:
WOONSTICHTING LEYAKKERS,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
verweerster in het incident ex artikel 351 Rv,
advocaat: mr. P.L.T. Roks,
op het hoger beroep van het door de rechtbank Breda gewezen vonnis van 12 augustus 2009 tussen appellant - [appellant] - als gedaagde en geïntimeerde - Leyakkers - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer: 195896/HA ZA 08-1820
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
[appellant] heeft bij exploot van dagvaarding van 22 september 2009 op nader aan te voeren gronden geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende, gevorderd om Leyakkers alsnog in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van Leyakkers in de kosten van het geding in beide instanties. Tevens heeft [appellant] bij dit exploot van dagvaarding een incidentele vordering ingesteld zoals in dat exploot weergegeven.
2.2.
Leyakkers heeft bij antwoordconclusie in het incident, onder overlegging van acht producties, geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering.
2.3.
Leyakkers heeft daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak in het incident gevraagd. Het hof verzoekt [appellant] voortaan eveneens de gedingstukken over te leggen indien uitspraak wordt gevraagd.
3. De beoordeling
3.1.
Het gaat in dit incident om het volgende.
3.2.
De rechtbank heeft in het vonnis van 12 augustus 2009 overwogen dat de redelijkheid en de billijkheid meebrengen dat [appellant] niet kan verlangen dat de garantieverplichting van Leyakkers, zoals opgenomen artikel 1 van een overeenkomst tussen partijen van 7 oktober 2005, ongewijzigd in stand blijft. Die verplichting houdt, kort gezegd, in dat Leyakkers zorg dient te dragen voor het aanbrengen van kijkgeleiding aan de bovenste drie bouwlagen van het dichtst bij de woning van [appellant] gelegen deel van woon-zorgcomplex Bergvenne. Ook de daarop voortbouwende/samenhangende artikelen 2 en 3 van de overeenkomst, betreffende het ontwerp, de montage en de oplevering van de kijkgeleiding, kunnen niet ongewijzigd in stand blijven. De rechtbank gaat er hierbij wel van uit dat Leyakkers niettemin een vorm van afscheiding/kijkgeleiding ontwerpt of door een architect laat ontwerpen en vervolgens aanbrengt, die zoveel mogelijk tegemoet komt aan zowel de belangen van de bewoners van de bovenste drie bouwlagen van Bergvenne bij een adequaat woongenot als aan het privacybelang van [appellant].
3.3.
Het dictum van het vonnis van de rechtbank Breda van 12 augustus 2009 luidt:“(…) De rechtbank
4.1.
verklaart voor recht dat de artikelen 1, 2 en 3 van de overeenkomst tussen partijen van 7 oktober 2005 vanaf heden buiten toepassing blijven;
4.2.
veroordeelt [appellant] in de proceskosten aan de zijde van Leyakkers gevallen en tot heden begroot op € 1.243,44;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af. ”
3.4.
Met zijn incidentele vordering heeft [appellant] het hof verzocht de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis te schorsen ex artikel 351 Rv, met veroordeling van Leyakkers in de kosten van het incident.
3.5.
Bij antwoordconclusie in het incident heeft Leyakkers geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in het incident.
3.6.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.
[appellant] vordert, samengevat, dat de executie van het beroepen vonnis wordt geschorst nu Leyakkers op ieder gewenst moment alle kijkgeleiding kan weghalen, hetgeen een inbreuk is op zijn recht op privacy, zoals onder andere in het EVRM verankerd.
3.8.
Het hof stelt voorop dat het standpunt van Leyakkers, inhoudende dat een verklaring voor recht niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard, juist is. Een verklaring voor recht kan nu eenmaal niet ten uitvoer worden gelegd, bij voorraad of anderszins. Om die reden zal de incidentele vordering van [appellant], voor zover betrekking hebbend op de verklaring voor recht dat de artikelen 1, 2 en 3 van de overeenkomst tussen partijen van 7 oktober 2005 vanaf 12 augustus 2009 buiten toepassing blijven, bij gebrek aan belang, worden afgewezen.
3.9.
Hoewel de rechtbank in het vonnis van 12 augustus 2009 heeft overwogen dat [appellant] niet kan verlangen dat de garantieverplichting van Leyakkers ongewijzigd in stand blijft, terwijl de rechtbank er hierbij vanuit gaat dat Leyakkers niettemin een vorm van afscheiding/kijkgeleiding aanbrengt die zoveel mogelijk tegemoet komt aan zowel de belangen van de bewoners van Bergvenne als aan het privacybelang van [appellant], is op deze overweging geen veroordeling in het dictum gevolgd. De uitvoerbaar bij voorraadverklaring heeft derhalve geen betrekking op enige veroordeling op dit punt, zodat de door [appellant] gevorderde schorsing van de executie van het vonnis ook in dit opzicht bij gebreke van belang moet worden afgewezen.
3.11.
Daarentegen kan de in het dictum opgenomen proceskostenveroordeling wel ten uitvoer worden gelegd. Dit brengt met zich dat op vordering van [appellant] de tenuitvoerlegging van de proceskostenveroordeling kan worden geschorst. [appellant] heeft echter geen gronden aangevoerd waarop de executie van de uitvoerbaar bij voorraadverklaarde proceskostenveroordeling zou moeten worden geschorst. Bij het ontbreken van gronden zal de vordering van [appellant] in zoverre eveneens worden afgewezen.
4. Andere feiten of omstandigheden die zouden kunnen leiden tot het toewijzen van de vordering van [appellant] zijn niet gesteld of gebleken. De vordering van [appellant] wordt daarom afgewezen.
5. [appellant] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident te worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
6. De hoofdzaak zal onder aanhouding van iedere verdere beslissing worden verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven.
7. De uitspraak
Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Leyakkers begroot op € 894,- voor salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van dit hof van 23 maart 2010 voor memorie van grieven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Bod, Smeenk-van der Weijden en Waaijers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 januari 2010.