Het hof noemt hierbij niet de beslissing ten aanzien van de met die vorderingen samenhangende schadevergoedingsmaatregel. Nu het hof vervolgens opnieuw heeft beslist ten aanzien van de met de vorderingen benadeelde partij samenhangende schadevergoedingsmaatregel, ga ik ervan uit dat dit een kennelijke misslag betreft en dat het arrest op dit punt verbeterd moet worden gelezen. Hierover wordt in de schriftuur ook niet geklaagd.
HR, 19-03-2019, nr. 18/00893
ECLI:NL:HR:2019:392
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-03-2019
- Zaaknummer
18/00893
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:392, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑03‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:103
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2018:1756, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2019:103, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑01‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:392
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Opzettelijk ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor ander te duchten is door in zijn huurwoning brandbare spullen met benzine te overgieten en in brand te steken, ten gevolge waarvan gevel van woning is weggeslagen en dichtbij geparkeerde auto’s zwaar zijn beschadigd (art. 157.1 en 157.3 Sr) en voorhanden hebben vlindermes (art. 13.1 WWM). Opgelegde voorwaarde i.h.k.v. TBS met voorwaarden, inhoudende dat verdachte een betaalde dan wel onbetaalde zinvolle dagbesteding dient te hebben, te vaag en te algemeen? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
19 maart 2019
Strafkamer
nr. S 18/00893
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 19 februari 2018, nummer 21/001217-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2019.
Conclusie 29‑01‑2019
Inhoudsindicatie
-
Nr. 18/00893 Zitting: 29 januari 2019 | Mr. D.J.M.W. Paridaens Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 19 februari 2018 het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 februari 2017, waarbij de verdachte wegens 1. “Opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is” en 2. “Handelen in strijd met art. 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij art. 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie” is veroordeeld, bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en de beslissing aangaande de vorderingen benadeelde partij.1.Het hof heeft de verdachte vervolgens veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 326 dagen, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr, en gelast dat de verdachte onder voorwaarden ter beschikking wordt gesteld. Voorts heeft het hof Reclassering Nederland opdracht gegeven de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen en bevolen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Tot slot heeft het hof beslist op de vorderingen benadeelde partij, een en ander als nader in het arrest omschreven.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat één van de zestien (bijzondere) voorwaarden die is opgelegd te algemeen en te vaag is te achten waardoor deze voorwaarde de verdachte op willekeurige gronden in zijn persoonlijke levenssfeer en/of bewegingsvrijheid kan beperken.
4. Het dictum van het hof houdt het volgende in:
“Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren en 326 (driehonderdzesentwintig) dagen.
(…)
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de navolgende voorwaarden:
• dat verdachte geen strafbare feiten zal plegen;
• dat verdachte voor het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meerdere vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden, opdat de reclassering daarvan een kopie zal kunnen maken;
• dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het verstrekken van een actuele pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijke opsporingsbeleid ten aanzien van terbeschikkinggestelden;
• dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering zal stellen en zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden;
• dat verdachte zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland zal begeven, tenzij dit wordt toegestaan door de reclassering, die hierover overlegt met het Openbaar Ministerie;
• dat verdachte niet van adres zal veranderen c.q. verhuizen zonder vooraf overleg met en toestemming van de reclassering;
• dat verdachte de reclassering zicht zal verschaffen op de voortgang van zijn begeleiding en behandeling, waarbij hij zich open en begeleidbaar op zal stellen;
• dat verdachte de reclassering toestemming zal verlenen om referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk (partner, familieleden, vrienden, kennissen, werkgever, verenigingsleven etc.);
• dat verdachte zich coöperatief op zal stellen in het contact met gemeentelijke autoriteiten/ instellingen (burgemeester, ambtenaren, politie, woningbouwvereniging etc.)
• dat verdachte, indien de reclassering dit nodig acht mee zal werken aan een time out in een FPC van maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging van met nog eens maximaal 7 weken per jaar dat de tbs loopt.
• dat verdachte wordt verplicht om zich te laten opnemen in FPK De Woenselse Poort of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling worden gegeven, ook als dat inhoudt de inname van door behandelaren voorgeschreven medicatie;
• dat verdachte - indien geïndiceerd - na de klinische behandeling mee zal werken aan een ambulante behandeling in een forensische polikliniek of soortgelijke instelling, wanneer dit door de reclassering en/of behandelaars nodig wordt bevonden;
• dat verdachte een zinvolle dagbesteding zal hebben, betaald dan wel onbetaald;
• dat verdachte de reclassering inzage zal geven in zijn financiële situatie. Hij laat zich zo nodig begeleiden op financieel gebied. Indien geïndiceerd werkt hij mee aan een traject aangaande bewindvoering;
• dat verdachte geen verdovende middelen en/of alcohol zal gebruiken. In geval van terugval in middelengebruik zal met alle betrokken partijen overleg volgen om mogelijke consequenties af te stemmen. Een kamercontrole behoort dan tot de mogelijkheden.
• dat verdachte, indien geïndiceerd, zal meewerken aan urinecontroles en/of blaasproeven in verband met middelen- en alcoholgebruik met een frequentie die De Woenselse Poort, of soortgelijke instelling, en de reclassering passend vinden. Deze controles zullen onderdeel uitmaken van de begeleiding ten behoeve van terugvalpreventie. Indien er vermoedens zijn van regelmatig alcoholgebruik dat niet naar voren komt middels blaas- of urinecontroles, dan kan een CDT-bepaling middels bloedafname ingezet worden.
Geeft Reclassering Nederland opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden als voormeld en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.”
5. De voorwaarde waar de steller van het middel over valt is de volgende: “dat de verdachte een zinvolle dagbesteding zal hebben, betaald dan wel onbetaald”.
6. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2018 komt naar voren dat de verdachte zich tijdens deze ter terechtzitting bereid heeft verklaard aan alle voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering te voldoen (p. 2 proces-verbaal). De betwiste voorwaarde, zo leert een blik achter de papieren muur, is zowel opgenomen in het advies van de reclassering van 10 februari 2017 als in het aanvullend rapport van 10 november 2017.
7. In de pleitnota heeft de raadsman van de verdachte voorts het volgende opgemerkt:
“20. De verdediging is van mening dat cliën wel een kans verdient. Een kans om zich te bewijzen. Een kans om de hulp te aanvaarden en begeleiding en behandeling aan te pakken en te omarmen. Hulp en begeleiding die hij nooit eerder heeft gehad. Een kans die de Reclassering hem ook wil bieden.
21. Client zal die hulp en begeleiding moeten aanvaarden. Ook als dat meer inhoudt dan hulp bij huisvesting en werk. Cliënt zal in moeten zien dat deze twee voor hem zo belangrijke pijlers op dit moment iets naar de achtergrond moeten verdwijnen. Het primaire doel is behandeling voor de problematiek. Een behandeling die klinisch start en na verloop van tijd overgaat in ambulant. Vanuit deze klinische setting kan dan gekeken worden hoe cliënt vast in het zadel gehesen kan worden en is dus belangrijk het invullen van de 2 W’s; woning en werk. Als behandeling slaagt en vordert kan er gekeken worden naar hoe het moet gaan straks buiten de kliniek nadat het klinische deel is afgerond. Terechte vragen die bij cliënt leven zijn waar ga ik wonen? Hoe ga ik wonen? Met wie ga ik wonen? Wat ga ik overdag doen? Start ik met dagbesteding om structuur op te bouwen? Helpt iemand mij met solliciteren? Vind ik een passende baan die past bij mij en de huidige situatie?
22. Het is aan cliënt om deze kans te pakken en te omarmen. Pakt hij die kans niet en houdt hij zich niet aan de voorwaarden dan kan dat betekenen dat de TBS met voorwaarden wordt omgezet naar dwang.”
8. Het hof heeft 16 voorwaarden gesteld, ten aanzien waarvan de verdachte zich tegenover het hof bereid heeft verklaard daaraan te voldoen en nadat de verdediging heeft gevraagd om hulp en steun aan de verdachte vanuit een klinische setting bij het vinden van onder meer werk. Alles in het kader om aan om de verdachte geen TBS mét dwang op te leggen, zoals de rechtbank had gedaan, maar hem te helpen en om hem te motiveren en gemotiveerd te houden en hem door de Reclassering te laten helpen, ook als het aankomt op het vinden van een nuttige dagbesteding. Het is een pakket van maatregelen. Dat de bijzondere voorwaarde ietwat algemeen is geformuleerd, is naar mag worden aangenomen, ingegeven door het simpele feit dat in het voordeel van de verdachte niet wordt gedicteerd hoe precies die dagbesteding eruit zou moeten zien. Het is juist het iets algemeen gestelde dat maakt dat bij deze voorwaarde niet de bewegingsvrijheid of persoonlijke levenssfeer van de verdachte in het geding zal komen. Voorts zal verwacht mogen worden dat wanneer een dagbesteding buiten de wil van de verdachte om wordt beëindigd, de reclassering hulp en steun zal bieden bij het vinden van een andere dagbesteding en niet onmiddellijk zal constateren dat aan deze voorwaarde niet is voldaan en de zaak zal aanmelden bij het OM de voorwaardelijke TBS om te zetten.
9. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
10. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑01‑2019