RAR 2021/62
Vervaltermijn. Is het verzoekschrift tot toekenning van een transitievergoeding tijdig ingediend?
HR 05-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:188
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
5 februari 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/04818
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS263449:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:188, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑02‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:859, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑10‑2019
- Wetingang
Art. 7:672 lid 1, 7:686a lid 4 aanhef en onder b BW; art. 7:673b BW (oud)
Essentie
Vervaltermijn. Opzegging arbeidsovereenkomst. Transitievergoeding. Gelijkwaardige voorziening.
Is het verzoekschrift tot toekenning van een transitievergoeding tijdig ingediend? Kan de suppletieregeling in de cao worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening in de zin van art. 7:673b BW?
Samenvatting
De werknemer is 1990 in dienst getreden van (de rechtsvoorgangster van) ABN AMRO. In 2017 heeft ABN AMRO van het UWV een ontslagvergunning verkregen voor werknemer in verband met haar langdurige arbeidsongeschiktheid. Bij brief van 9 november 2017 heeft ABN AMRO de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd ‘per 1 maart 2018’. ABN AMRO heeft het standpunt ingenomen dat de werknemer geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.