Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/14.2.7
14.2.7 Eerbied voor de kortgedingveroordeling
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374332:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Heemskerk 1985b, nr. 8, die in dit verband verwijst naar Kamphuisen 1943, p. 29. Een bijkomend argument kan voorts worden gevonden in hetgeen Van Nispen signaleert in zijn noot onder Pres. Rb. Breda, BIE 1995, 106: op grond van het arrest van de Hoge Raad inzake TepeafWilkes (HR 27 april 1979, NJ 1980, 169, m.nt. Heemskerk) is de veroordeelde op een eerder tijdstip dan het tijdstip van betekening tot naleving van de rechterlijke veroordeling gehouden.
Ook Meijers is van oordeel dat de onrechtmatige daad in het instellen van de vordering in kort geding gelegen zal zijn. Overigens vindt hij voor het aannemen van een onrechtmatige daad vereist dat 'kwade trouw of verzuim in het spel is geweest', zie Meijers/Vermeulen 1967, p. 237. In dit verband heeft - afgezien van mijn bezwaar met betrekking tot de hierboven gesignaleerde inconsequentie - de beduidend minder strenge opvatting van de Hoge Raad mijn voorkeur.
Mijn laatstgenoemde voorstel om de aansprakelijkheid van de executant uit te breiden tot het geval waarin de veroordeelde het kortgedingvonnis vrijwillig heeft nageleefd, houdt verband met de eerder genoemde gedachte, dat gehoorzaamheid aan rechterlijke vonnissen moet worden bevorderd.
Uit het arrest Ciba Geigy/Voorbraak blijkt dat voor het aannemen van schadeplichtigheid van de executant is vereist dat deze heeft gedreigd met executie (door betekening) of daartoe is overgegaan. Dit betekent dat wanneer de executant het kortgedingvonnis niet heeft betekend, maar de veroordeelde dit desalniettemin heeft nageleefd, de veroordeelde de schade die hij als gevolg daarvan lijdt, niet kan verhalen. Uitgangspunt moet echter naar mijn mening zijn dat men zich in het algemeen aan rechterlijke uitspraken houdt en daarvan geen nadeel ondervindt wanneer men later materieel alsnog in het gelijk wordt gesteld. Wanneer een gehoorzame veroordeelde verkiest de voorlopige maatregel uit zichzelf na te leven, komt zijn beleefdheid hem in het huidige systeem duur te staan: hij kan zijn schade als gevolg van het vrijwillig naleven niet verhalen. Het lijkt mij moeilijk om uit te leggen dat deze zijn schade wel vergoed zou hebben gekregen als hij zou hebben afgewacht of de deurwaarder langs zou zijn gekomen om hem - door betekening van het vonnis en dus door bedreiging met dwangsommen - tot zijn prestatie te dwingen. Naar mijn mening zou het risico van een andersluidend bodemoordeel dan ook steeds bij de uitlokker van de voorlopige maatregel moeten liggen, ook wanneer deze niet tot executie is overgegaan of daarmee door betekening heeft gedreigd:1 Het is nu eenmaal rechtvaardiger om de opgetreden schade ten laste te laten komen van degene, die het in het leven roepen van het onjuiste voorlopige regime heeft bevorderd, dan bij degene die zich daartegen heeft verweerd.2