V-N 2016/36.10
Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over gevolgen arrest-Groupe Steria voor Nederlandse fiscale eenheid VPB
HR 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1351, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juli 2016
- Magistraten
Overgaauw, Bavinck, Van Loon, Fierstra, Faase
- Zaaknummer
15/00878
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS88195:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Verdragen EU
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Vennootschapsbelasting (V)
Europees belastingrecht (V)
Europees belastingrecht / Europese verdragsvrijheden
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1969, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:687, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 12‑06‑2018
ECLI:NL:HR:2016:1351, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2197, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 01‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑04‑2015
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het niet buiten redelijke twijfel is dat X nv zich met recht kan beroepen op het HvJ EU arrest Groupe Steria zodat prejudiciële vragen aan het HvJ EU moeten worden gesteld.
Samenvatting
Belanghebbende, X nv, is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de VPB en heeft direct een 100%-belang in een vennootschap in het Verenigd Koninkrijk (hierna: UK-deelneming). De UK-deelneming houdt deelnemingen in andere in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschappen (de UK-groep) en middellijk een deelneming in een in Nederland gevestigde subholdingvennootschap. De sub-holdingvennootschap heeft drie eurovorderingen op de fiscale eenheid. Na ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.