Rb. Rotterdam, 06-02-2014, nr. AWB-12, 04902
ECLI:NL:RBROT:2014:727
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
06-02-2014
- Zaaknummer
AWB-12_04902
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2014:727, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 06‑02‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2015:219
- Wetingang
Uitspraak 06‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Oplegging Boete vanwege overtreding van de Tabakswet. De boete is overeenkomstig de Tabakswet en het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten opgelegd. Er is geen sprake van recidive. Het gegeven dat eiseres hoger beroep heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van deze rechtbank met betrekking tot een op grond van de Tabakswet opgelegde boete, leidt er niet toe dat de wijziging van de boetebedragen niet op eisers van toepassing zou zijn ingeval van een overtreding na de wijziging van de boetehoogtes.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 12/4902
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2014 in de zaak tussen
[eiseres] en [eiser], te Wageningen, eisers,
en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,
gemachtigde: mr. I.C.M. Nijland.
Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder [eiseres]meegedeeld dat haar een boete wordt opgelegd van € 600,00, wegens overtreding van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet.
Bij besluit van 2 oktober 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting gevoegd met de behandeling van de zaak met nummer ROT 13/1216, plaatsgevonden op 8 januari 2014. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst. In zaak ROT 13/1216 wordt ook bij uitspraak van heden uitspraak gedaan. [eiser] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1.1 Op grond van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet zijn werkgevers verplicht zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaameden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.
Artikel 11b, eerste lid, van de Tabakswet bepaalt dat de minister een bestuurlijke boete kan opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens onder meer artikel 11a.
In het tweede lid, aanhef en onder b, is bepaald dat de hoogte van de bestuurlijke boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste € 4.500,00 bedraagt in andere dan de onder a bedoelde gevallen.
In artikel 11c, eerste lid, van de Tabakswet is bepaald dat de bijlage bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete bepaalt.
1.2 In de bijlage bedoeld in artikel 11b, tweede lid, en artikel 12c van de Tabakswet was tot 31 augustus 2011 (artikel III van het Besluit van 14 juni 2011, houdende wijziging van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten, Stb. 2011, 337) het volgende bepaald omtrent overtredingen behorende tot categorie C, waartoe overtreding van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet wordt gerekend:
“Overtredingen behorend tot categorie C worden bestraft met een boete van € 300. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 600, indien degene aan wie de overtreding kan worden toegerekend voor een soortgelijke overtreding eerder is beboet en er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden.”
1.3 Bij het Besluit van 14 juni 2011, houdende wijziging van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten (het Besluit, Stb. 2011, 337), is in artikel II het volgende bepaald:
“In de bijlage, bedoeld in artikel 11b, tweede lid, van de Tabakswet wordt in categorie C:1. € 300 vervangen door: € 600;2. € 600 vervangen door: € 1200;3. € 1200 vervangen door: € 2400;4. € 2400 vervangen door: € 4500.”
2.
Tijdens een controle op 17 maart 2012 om 00:30 uur heeft een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, in [bedrijf] op het adres [adres bedrijf] geconstateerd dat mevrouw [medewerkster] werkzaam was. Desgevraagd heeft zij verklaard dat zij inviel voor de zieke eigenares van het café. Van deze controle is ambtsedig proces-verbaal opgemaakt door de inspecteur.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn primaire besluit, waarbij aan eiseres een boete van € 600,00 is opgelegd, gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder overwogen dat de bestuurlijke boete voorheen € 300,00 bedroeg, maar dat dit bij het Besluit is gewijzigd en dat met ingang van 30 augustus 2011 de bestuurlijke boete € 600,00 bedraagt. Op het moment dat de overtreding werd geconstateerd, op 17 maart 2012, was wettelijke vastgelegd dat de overtreding wordt bestraft met een bestuurlijke boete van € 600,00.
3.
Eisers stellen in beroep dat de opgelegde boete van € 600,00 te hoog is omdat zij nog in procedure zijn over een eerdere boete van € 300,00. Dit betekent volgens eisers dat het Besluit nog niet op hen van toepassing is.
4.
De rechtbank stelt voorop dat uitsluitend de hoogte van de boete onderwerp van geschil is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht een boete van € 600,00 opgelegd. Het betreft een overtreding genoemd onder categorie C van de bijlage bedoeld in artikel 11b, tweede lid, van de Tabakswet. Ten tijde van de geconstateerde overtreding op 17 maart 2012 was dit het bedrag dat, na de wijziging van de boetebedragen met ingang van 30 augustus 2011, op een dergelijke overtreding stond. In tegenstelling tot hetgeen eisers betogen, speelt recidive in de onderhavige boeteoplegging geen rol, zoals ook door verweerder ter zitting is bevestigd. Het gegeven dat eiseres hoger beroep heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van deze rechtbank met betrekking tot een op grond van de Tabakswet opgelegde boete, leidt er niet toe dat de wijziging van de boetebedragen niet op eisers van toepassing zou zijn ingeval van een overtreding na de wijziging van de boetehoogtes.
5.
Het beroep van eisers is dus ongegrond.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, rechter, in aanwezigheid van J. van Mazijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.