Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 344
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
28-11-2006, PbEU 2006, L 347 (uitgifte: 11-12-2006, regelingnummer: 2006/112/EG)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2006, PbEU 2006, L 347 (uitgifte: 11-12-2006, regelingnummer: 2006/112/EG)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / Bijzondere OB-regelingen
Europees belastingrecht (V)
1.
Onverminderd andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht wordt voor de toepassing van deze richtlijn als ‘beleggingsgoud’ beschouwd:
- 1)
goud, in de vorm van staven of plaatjes van een door de goudmarkten aanvaard gewicht, met een zuiverheid van ten minste 995/1 000, al dan niet belichaamd in effecten;
- 2)
gouden munten die een zuiverheid van ten minste 900/1 000 hebben, na 1800 zijn geslagen, in het land van oorsprong als wettig betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd en normaal worden verkocht voor een prijs die de openmarktwaarde van het in de munten vervatte goud niet met meer dan 80 % overschrijdt.
2.
De lidstaten kunnen kleine staven of plaatjes met een gewicht van ten hoogste 1 gram uitsluiten van deze bijzondere regeling.
3.
Voor de toepassing van deze richtlijn worden de in lid 1, punt 2), bedoelde munten niet geacht wegens hun numismatisch belang te worden verkocht.