RvdW 2021/617
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Rechtskracht van voorlopige voorziening op de voet van art. 223 Rv nadat einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan en tegen die einduitspraak hoger beroep is ingesteld. Voldoende belang bij nieuwe voorlopige voorziening in hoger beroep?
HR 04-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:816
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 juni 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/00329
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:816, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:100, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑01‑2021
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/00329
Datum 4 juni 2021
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1], wonende te [woonplaats], België,
2. [eiseres 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaten: R.P.J.L. Tjittes en H. Boom,
tegen
SERVICE TECHNISCH BEHEER B.V., gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.