Proces-verbaal Politie Utrecht, dossiernummer PL0930/09-002460, p. 33.
HR, 17-04-2012, nr. 10/04561
ECLI:NL:HR:2012:BV9181
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-04-2012
- Zaaknummer
10/04561
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BV9181
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BV9181, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BV9181
ECLI:NL:HR:2012:BV9181, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BV9181
- Vindplaatsen
Conclusie 17‑04‑2012
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 10/04561
Mr. Vellinga
Zitting: 7 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, wegens 1. "Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken.
2.
Namens verdachte heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 1 niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 28 september 2007 te Eemnes, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfsruimte gevestigd in een bedrijfspand gelegen aan de [a-straat 1] heeft weggenomen een grote hoeveelheid kleding toebehorende aan [betrokkene 1] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak van een (toegangs)deur van voornoemde bedrijfsruimte."
5.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Een in wettelijke vorm door [verbalisant 5], agent van politie, en [verbalisant 6], hoofdagent van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0930/08-371896, gesloten en getekend op 8 oktober 200 te Baarn, als bijlage (p. 20 tot en met 30) gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de aangifte van [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van inbraak. De weggenomen goederen behoren mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming de goederen weg te nemen noch om dit te doen door middel van verbreking. Op vrijdag 28 september 2007 omstreeks 17:30 uur heb ik de voordeur van mijn bedrijf aan de [a-straat 1] te Eemnes afgesloten. De toegangsdeur was op dat moment onbeschadigd.
Op 28 september 2007 omstreeks 19:00 uur werd ik gebeld door mijn buurman, dat er was ingebroken in mijn bedrijf. Ik ben direct naar mijn bedrijf gereden. Nadat ik had gezien dat de toegangsdeur van mijn bedrijf was geforceerd ben ik in de ruimte gaan kijken. Ik zag dat er ongeveer 60 leren en 20 katoenen jassen waren weggenomen. Een van de daders heeft ergens op de dag van de diefstal een stuk papier gestopt in het slot, zodat werd voorkomen dat de dagschoot naar buiten kwam en de deur zou blokkeren. Van de dader zijn camerabeelden.
2.
Een in wettelijke vorm door [verbalisant 1], brigadier van politie, opgemaakt proces verbaal, genummerd PL0930/07-307166, gesloten en getekend op 1 oktober 2007 te Utrecht, als bijlage (p. 31 en 32) gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 29 september 2007 ingesteld onderzoek in/rond perceel [a-straat 1] te Eemnes in verband met diefstal af/uit bedrijf, waarvan aangifte werd gedaan door [betrokkene 1]. Een van de daders had aan de zuil bij de hoofdingang aangebeld waarna de deur werd geopend. Via de centrale hal was hij naar de achterdeur gegaan. De deur werd door hem van binnenuit geopend. De dagschoot werd middels een papier geblokkeerd waardoor de deur niet in het slot viel. Via een vaste trap was men naar de eerste verdieping gegaan. Hier had men een deur van het bedrijf met een schroevendraaier geforceerd.
3.
Een in wettelijke vorm door [verbalisant 2], brigadier van politie, opgemaakt proces verbaal, genummerd 2009000932-1, gesloten en getekend op 22 februari 2009 te Amsterdam, als bijlage (p. 31 en 32) gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Collega [verbalisant 3] verzocht mij videobeelden te bekijken van een bedrijfsinbraak bij bedrijfspand "[B]" te Eemnes. Hij liet mij beeldfragment 20070929-174130 zien van 29 september 2007. Aldaar is te zien dat een negroïde man voor de toegangsdeur staat. De man op deze beelden herken ik als zijnde [verdachte]. Ik herken hem aan zijn gezicht en gezichtsuitdrukking en postuur. Ik ken [verdachte] als overvaller en heb al vaker een proces-verbaal van herkenning opgemaakt in verband met bedrijfsinbraken.
4.
Een in wettelijke vorm door [verbalisant 4], hoofdagent van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0930/08-371896, gesloten en getekend op 25 mei 2009 te Baarn, als bijlage (p. 00) gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 22 mei 2009 had ik verbalisant [verbalisant 4] telefonisch contact met de eigenaar van het pand gevestigd aan de [a-straat 1] te Eemnes, welke is genaamd [betrokkene 2]. Ik verklaarde [betrokkene 2] dat op 28 september 2007 aangifte is gedaan terzake een inbraak in zijn bedrijfspand. Bij deze inbraak waren beelden gevoegd. Op enkele afdrukken van deze beelden staat de datum te lezen van zaterdag 29 september 2007. Op mijn vraag hoe dit zat verklaarde genoemde [betrokkene 2] het volgende:
"Ik moet u zeggen dat ik altijd zeer slordig ben met datums instellen op bewakingscamera's van mijn bedrijf. Ik let ook nooit op de datuminstelling van mijn camera's. Dus op genoemde datum van zaterdag 29 september 2007 moet niet gelet worden."
6.
Voorts houdt het bestreden arrest, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, onder het hoofdje "Overweging met betrekking tot het bewijs" in:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat vrijspraak dient te volgen van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Op grond van de voorhanden zijnde stukken kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de video-opname betrekking heeft op de dag van de inbraak.
(...)
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam is gebleken dat de video-opname betrekking heeft op de dag van de inbraak, namelijk op 28 september 2007. Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op de aangifte van [betrokkene 1] en het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4].
(...)"
7.
In de toelichting op het middel wordt in de eerste plaats geklaagd over de redengevendheid van bewijsmiddel 3 voor de bewezenverklaring, nu bewezen is verklaard dat de inbraak op 28 september 2007 heeft plaatsgevonden, terwijl het in bewijsmiddel 3 genoemde beeldfragment betrekking heeft op 29 september 2007. Volgens de steller van het middel doet hieraan niet af hetgeen in bewijsmiddel 4 omtrent die beeldopname is opgemerkt. Voorts wordt geklaagd dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte zich de toegang heeft verschaft tot de bedrijfsruimte waaruit de voorwerpen zijn weggenomen, nu uit de bewijsmiddelen enkel blijkt dat verdachte voor de toegangsdeur van de bedrijfsruimte heeft gestaan, zodat ook niet uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte de goederen heeft weggenomen, noch dat sprake is van braak.
8.
Het Hof heeft blijkens het bestreden arrest geoordeeld dat genoegzaam is gebleken dat de video-opname betrekking heeft op de dag van de inbraak, te weten 28 september 2007. Daarbij heeft het Hof in het bijzonder gelet op de aangifte van [betrokkene 1] (bewijsm. 1) en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] (bewijsm. 4). In aanmerking genomen dat de aangifte van de inbraak door [betrokkene 1], gedaan op 28 september 2007, inhoudt dat er van de dader camerabeelden zijn, en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] inhoudt dat aan de eigenaar van het pand waarbinnen de inbraak heeft plaatsgevonden is medegedeeld dat er op 28 september 2007 aangifte is gedaan van een inbraak in zijn bedrijfspand en dat bij de "inbraak" (bedoeld zal zijn: aangifte) beelden waren gevoegd, en deze beelden als datum 29 september 2007 vermelden, en de eigenaar op de vraag hoe dat met die datum zat heeft verklaard dat hij zeer slordig is met het instellen van de data op de bewakingscamera's van zijn bedrijf, en er derhalve niet gelet moet worden op de datum 29 september 2007, is 's Hofs oordeel dat de video-opname camerabeelden van 28 september 2007 betreft, niet onbegrijpelijk.
9.
Wat betreft de klacht dat niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen dat het de verdachte is geweest die de goederen heeft weggenomen c.q. de verdachte zich de toegang tot de bedrijfsruimte heeft verschaft door middel van braak, merk ik het volgende op. Het gaat in de onderhavige zaak om diefstal uit een bedrijfsruimte, welke bedrijfsruimte is gevestigd op de eerste verdieping van het bedrijfspand gelegen aan de [a-straat 1] te Eemnes. In bewijsmiddel 2 is beschreven hoe daarbij door de dader(s) te werk zou zijn gegaan. Voor wat betreft verdachtes betrokkenheid bij deze inbraak houden de gebezigde bewijsmiddelen slechts in dat verdachte op de dag van de inbraak op een niet nader vermeld tijdstip voor de toegangsdeur heeft gestaan (bewijsm. 3). Een blik achter de papieren muur laat zien dat het daarbij kennelijk gaat om de toegangsdeur (voordeur) van het bedrijfspand.1.
10.
Uit het enkele feit dat de verdachte op de dag van de inbraak op een niet nader opgegeven tijdstip voor de toegangsdeur van de bedrijfsruimte heeft gestaan kan niet worden afgeleid dat het verdachte is geweest die - naar het Hof kennelijk heeft geoordeeld - bij de zuil bij de hoofdingang van het bedrijfspand heeft aangebeld, het bedrijfspand is binnengelaten, de achterdeur van het bedrijfspand heeft geopend, de dagschoot heeft vastgezet, vervolgens naar de eerste etage is gelopen, met een schroevendraaier de toegangsdeur van de bedrijfsruimte heeft geforceerd en de jassen heeft weggenomen (bewijsm. 2). De bewezenverklaring is derhalve ontoereikend gemotiveerd.
11.
Het middel slaagt.
12.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
13.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑04‑2012
Uitspraak 17‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Gegronde bewijsklacht diefstal.
Partij(en)
17 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/04561
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 11 oktober 2010, nummer 21/000924-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 28 september 2007 te Eemnes, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfsruimte gevestigd in een bedrijfspand gelegen aan de [a-straat 1] aldaar heeft weggenomen een grote hoeveelheid kleding toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak van een (toegangs)deur van voornoemde bedrijfsruimte."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
- a.
een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als aangifte van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte van inbraak. De weggenomen goederen behoren mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming de goederen weg te nemen noch om dit te doen door middel van verbreking. Op vrijdag 28 september 2007 omstreeks 17:30 uur heb ik de voordeur van mijn bedrijf aan de [a-straat 1] te Eemnes afgesloten. De toegangsdeur was op dat moment onbeschadigd.
Op 28 september 2007 omstreeks 19:00 uur werd ik gebeld door mijn buurman, dat er was ingebroken in mijn bedrijf. Ik ben direct naar mijn bedrijf gereden. Nadat ik had gezien dat de toegangsdeur van mijn bedrijf was geforceerd ben ik in de ruimte gaan kijken. Ik zag dat er ongeveer 60 leren en 20 katoenen jassen waren weggenomen. Een van de daders heeft ergens op de dag van de diefstal een stuk papier gestopt in het slot, zodat werd voorkomen dat de dagschoot naar buiten kwam en de deur zou blokkeren. Van de dader zijn camerabeelden."
- b.
een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 29 september 2007 ingesteld onderzoek in/rond perceel [a-straat 1] te Eemnes in verband met diefstal af/uit bedrijf, waarvan aangifte werd gedaan door [betrokkene 1]. Een van de daders had aan de zuil bij de hoofdingang aangebeld waarna de deur werd geopend. Via de centrale hal was hij naar de achterdeur gegaan. De deur werd door hem van binnenuit geopend. De dagschoot werd middels een papier geblokkeerd waardoor de deur niet in het slot viel. Via een vaste trap was men naar de eerste verdieping gegaan. Hier had men een deur van het bedrijf met een schroevendraaier geforceerd."
- c.
een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Collega [verbalisant 3] verzocht mij videobeelden te bekijken van een bedrijfsinbraak bij bedrijfspand "[B]" te Eemnes. Hij liet mij beeldfragment 20070929-174130 zien van 29 september 2007. Aldaar is te zien dat een negroïde man voor de toegangsdeur staat. De man op deze beelden herken ik als zijnde [verdachte]. Ik herken hem aan zijn gezicht en gezichtsuitdrukking en postuur. Ik ken [verdachte] als overvaller en heb al vaker een proces-verbaal van herkenning opgemaakt in verband met bedrijfsinbraken."
- d.
een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 22 mei 2009 had ik verbalisant [verbalisant 4] telefonisch contact met de eigenaar van het pand gevestigd aan de [a-straat 1] te Eemnes, welke is genaamd [betrokkene 2]. Ik verklaarde [betrokkene 2] dat op 28 september 2007 aangifte is gedaan ter zake een inbraak in zijn bedrijfspand. Bij deze inbraak waren beelden gevoegd. Op enkele afdrukken van deze beelden staat de datum te lezen van zaterdag 29 september 2007. Op mijn vraag hoe dit zat verklaarde genoemde [betrokkene 2] het volgende:
"Ik moet u zeggen dat ik altijd zeer slordig ben met datums instellen op bewakingscamera's van mijn bedrijf. Ik let ook nooit op de datuminstelling van mijn camera's. Dus op genoemde datum van zaterdag 29 september 2007 moet niet gelet worden."."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat vrijspraak dient te volgen van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Op grond van de voorhanden zijnde stukken kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de video-opname betrekking heeft op de dag van de inbraak.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het rechtstreekse bewijs dat verdachte zou linken aan het strafbare feit ontbreekt, nu de kwaliteit van de foto in het dossier onvoldoende is om tot herkenning van verdachte te kunnen komen.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam is gebleken dat de video-opname betrekking heeft op de dag van de inbraak, namelijk op 28 september 2007. Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op de aangifte van [betrokkene 1] en het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4].
Het verweer met betrekking tot de kwaliteit van de foto wordt naar het oordeel van het hof weersproken door de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 2], welke verbalisant heeft verklaard dat hij de verdachte al ongeveer 25 jaar kent en dat er bij hem geen enkele twijfel bestaat over het feit dat de gemaakte foto een foto van verdachte is."
2.3.
Het middel klaagt onder meer dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich de toegang heeft verschaft tot de bedrijfsruimte waaruit de voorwerpen zijn weggenomen. De klacht is gegrond. De bewezenverklaring is in zoverre dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 17 april 2012.