Einde inhoudsopgave
Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI
1.15 Griffierecht: procedure hardheidsclausule
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2019
- Redactionele toelichting
De dag van de datum van afkondiging is gezet op 01.
- Bronpublicatie:
01-10-2018, Stcrt. 2019, 10137 (uitgifte: 25-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-10-2018, Stcrt. 2019, 10137 (uitgifte: 25-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Het verschuldigde griffierecht dient te zijn betaald:
- •
door de eiser respectievelijk door de verzoeker binnen vier weken te rekenen vanaf de datum waarop de procesinleiding is ingediend, en
- •
door de verweerder in een vorderingsprocedure binnen vier weken vanaf zijn verschijning in het geding en door de belanghebbende(n) in de verzoekprocedure binnen vier weken vanaf de indiening van het verweerschrift, met dien verstande dat de verweerder of de belanghebbende in een kantonprocedure geen griffierecht is verschuldigd.
De zaak wordt aangehouden zolang de betaling niet is verricht en de betalingstermijn van vier weken nog loopt, met dien verstande dat de termijn voor het indienen van het desbetreffende processtuk doorloopt.
- •
Indien in eerste aanleg wordt geprocedeerd en blijkt dat de eiser dan wel de verzoeker het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, wordt de zaak verwezen naar een dag op een termijn van twee weken later voor uitlating door de eiser dan wel door de verzoeker als bedoeld in artikel 127a lid 2 Rv.
- •
Indien in hoger beroep wordt geprocedeerd en blijkt dat de eiser dan wel de verzoeker het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, wordt de zaak naar een dag op een termijn van twee weken later verwezen voor het alsnog betalen van het griffierecht. Indien eiser dan wel verzoeker het griffierecht binnen die termijn alsnog heeft voldaan, wordt geen ontslag van instantie verleend. Indien eiser dan wel verzoeker het griffierecht niet binnen die termijn alsnog heeft voldaan, wordt de zaak naar een dag op een termijn van twee weken later verwezen voor uitlating door de eiser of de verzoeker als bedoeld in artikel 127a lid 2 Rv en, indien verweerder is verschenen, voor uitlating verweerder over diens voornemen om incidenteel hoger beroep in te stellen. Daarna wordt beslist of ontslag van instantie wordt verleend. Indien ontslag van instantie wordt verleend, wordt niet eerder uitspraak gedaan dan twee weken nadat verweerder is verschenen of, indien hij niet is verschenen, tegen hem verstek is verleend. Bij toepassing van de hardheidsclausule krijgt de eiser, indien de gronden van het hoger beroep niet in de procesinleiding zijn opgenomen, alsnog twee weken voor het indienen van die gronden.
- •
Indien in een vorderingsprocedure de termijn van de verweerder om een verweerschrift in te dienen verstrijkt voordat duidelijk is of de eiser tijdig heeft betaald, dan wel de termijn voor de eiser om zich uit te laten als bedoeld in artikel 127a lid 2 Rv nog loopt, krijgt de verweerder alsnog een termijn om zijn verweerschrift in te dienen.
- •
Indien in een vorderingsprocedure de verweerder griffierecht is verschuldigd en dit niet tijdig heeft voldaan, wordt de verweerder in de gelegenheid gesteld zich binnen een termijn van twee weken uit te laten als bedoeld in artikel 128 lid 4 Rv.
- –
Ingeval van toepassing van de hardheidsclausule krijgt de verweerder alsnog een termijn van twee weken voor het indienen van zijn verweerschrift.
- –
Indien de hardheidsclausule niet wordt toegepast, zal de rechter tegen de verweerder verstek verlenen. Voldoet de verweerder hierna alsnog het griffierecht, dan stelt hij de rechter hiervan bij bericht op de hoogte, onder overlegging van een betalingsbewijs. Na de vervolgens verkregen zuivering van het verstek, heeft de verweerder de nog niet verstreken termijn voor het indienen van zijn verweerschrift of wordt hem, indien deze termijn korter is dan twee weken, hiervoor een termijn van twee weken verleend.
- •
Indien in een verzoekprocedure in hoger beroep de hardheidsclausule ten gunste van de verzoeker wordt toegepast, krijgt de belanghebbende alsnog twee weken voor het indienen van het verweerschrift.