Einde inhoudsopgave
Wet op het onderwijstoezicht
Artikel 9 Bevoegdheden
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
03-03-2021, Stb. 2021, 135 (uitgifte: 17-03-2021, kamerstukken: 35256)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-05-2021, Stb. 2021, 254 (uitgifte: 02-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de uitoefening van de taken van de inspectie zijn, voorzover deze niet het toezicht op de naleving van bij of krachtens een onderwijswet als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 1, gegeven voorschriften betreffen, de artikelen 5:12 tot en met 5:17 en 5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
2.
De bevoegdheden, bedoeld in de artikelen genoemd in het eerste lid, worden uitgeoefend door daartoe door Onze Minister aangewezen personen.
3.
Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde personen.
4.
Van een besluit tot aanwijzing als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
5.
De kosten die samenhangen met de uitoefening van het toezicht op de naleving van de artikelen 1.19 en 1.19a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, komen ten laste van de instelling voor hoger onderwijs ten behoeve waarvan de uitoefening van het toezicht plaatsvindt.
6.
De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.