Rb. Haarlem, 25-07-2012, nr. 11/5221
ECLI:NL:RBHAA:2012:BX7209
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
25-07-2012
- Zaaknummer
11/5221
- LJN
BX7209
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2012:BX7209, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 25‑07‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2014:177, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslag. Aselecte controleopdracht en nieuw feit.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 11/5221
Uitspraakdatum: 25 juli 2012
Uitspraak in het geding tussen
[X] B.V., gevesti[P], eiseres,
gemachtigde: E. Hilders (verbonden aan Sjaak Adviseurs B.V. te Amsterdam),
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [A NUMMER]) vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 321.309 (hierna: de navorderingsaanslag). Voorts is bij beschikking € 2.452 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 25 augustus 2011 de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2012. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen F.G. van Pelt en J. Hofsté.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
Omdat eiseres geen aangifte had ingediend, is met dagtekening 22 januari 2011 aan eiseres een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 opgelegd, berekend naar een geschat belastbaar bedrag van € 80.000 (hierna: de primitieve aanslag). Voorts is bij beschikking een verzuimboete van € 2.460 opgelegd. De primitieve aanslag is door verweerder vastgesteld op 27 december 2010. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primitieve aanslag en de boete.
2.2.
Op 16 december 2010 is eiseres geselecteerd voor een controleopdracht. Op 10 januari 2011 is de opdracht in behandeling genomen en op dezelfde dag heeft verweerder een brief inzake een aankondiging van een boekenonderzoek gestuurd aan eiseres.
2.3.
Op 15 maart 2011 heeft eiseres alsnog een aangiftebiljet vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 ingediend. Met dagtekening 7 mei 2011 is de navorderingsaanslag opgelegd in overeenstemming met deze aangifte.
3. Geschil
3.1.
In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Met name is in geschil of sprake is van een ambtelijk verzuim doordat verweerder de resultaten van het aangekondigde boekenonderzoek niet heeft afgewacht alvorens de primitieve aanslag op te leggen.
3.2.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslag. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelasting (hierna: Awr), luidt als volgt.
“ Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan wel dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of heffingskorting ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting dan wel de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende heffingskorting navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.”
4.2.
Tussen partijen is primair in geschil of sprake is van een nieuw feit in de zin van artikel 16, eerste lid, van de Awr. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt dat verweerder door de primitieve aanslag vast te stellen zonder de resultaten van de controle af te wachten, een ambtelijk verzuim heeft begaan, dat navorderen verhindert.
4.3.
De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar stelling. Als door verweerder gesteld en door eiser onvoldoende weersproken, is komen vast te staan dat de opdracht van 16 december 2010 voor controle van de juistheid van de aangifte van eiseres door het geautomatiseerd systeem aselect is gekozen uit alle vennootschapsbelastingplichtigen en ondernemers voor de inkomstenbelasting, ongeacht of zij wel of geen aangifte(n) hadden ingediend. Deze controleopdracht hield enkel in dat de aangiften van de geselecteerde belastingplichtigen moesten worden gecontroleerd op aanvaardbaarheid. Gelet hierop hield de selectie van eiseres voor de controleopdracht derhalve geen verband met bepaalde gegevens die specifiek met eiseres te maken hadden en vragen opriepen, dan wel mogelijk hadden kunnen oproepen. Eiseres heeft, behalve de aselecte controleopdracht, geen andere feiten of omstandigheden gesteld welke bij verweerder redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn alvorens de primitieve aanslag werd opgelegd en die vragen zouden kunnen oproepen met betrekking tot die aanslag. De mogelijke kennisname door de aanslagregelaar van het feit dat de onderhavige controleopdracht was uitgegeven, maakt niet dat verweerder ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag behoefde te twijfelen aan de van eiseres aanwezige gegevens. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder geen ambtelijk verzuim heeft begaan door op 22 januari 2011 een aanslag op te leggen naar een geschat inkomen op basis van de op dat moment aanwezige gegevens.
4.4.
Nu geen sprake is van een ambtelijk verzuim, en overigens niet in geschil is dat verweerder in dat geval beschikte over een nieuw feit, heeft verweerder de navorderingsaanslag terecht opgelegd. De subsidiaire stelling van verweerder dat sprake was van een redelijkerwijs kenbare fout in de zin van artikel 16, tweede lid, onderdeel c, van de Awr behoeft derhalve geen bespreking meer. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Jong, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1.
- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
- 2.
- het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.