RvdW 2017/341
Processueel ondeelbare rechtsverhouding (vordering tot boedelbeschrijving en verdeling nalatenschap). Nieuwe regels voor dagvaardingsprocedure. Omvang gezag van gewijsde. Hoge Raad komt terug van HR 27 juni 1975, NJ 1976/62 en HR 3 mei 2002, NJ 2002/393.
HR 10-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:411
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 maart 2017
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/04414
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Erfrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:411, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1173, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑11‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑09‑2015
- Wetingang
Essentie
Processueel ondeelbare rechtsverhouding (vordering tot boedelbeschrijving en verdeling nalatenschap). Nieuwe regels voor dagvaardingsprocedure. Omvang gezag van gewijsde. Hoge Raad komt terug van HR 27 juni 1975, NJ 1976/62 en HR 3 mei 2002, NJ 2002/393.
Een vordering tot boedelbeschrijving en verdeling van een nalatenschap betreft in beginsel een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen (een zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding). Dat betekent dat de rechter zijn beslissing op die vordering slechts kan geven in een geding waarin ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.