Hof Den Haag, 16-10-2017, nr. 22-005745-16
ECLI:NL:GHDHA:2017:4290
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
16-10-2017
- Zaaknummer
22-005745-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:4290, Uitspraak, Hof Den Haag, 16‑10‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1541
Uitspraak 16‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Het feit dat er bij uitgereikte dagvaarding geen Roemeense vertaling gevoegd was doet er niet aan af. De verdachte, in elk geval zijn advocaat, had tijdig dienen te informeren wat de kantonrechter uiteindelijk met de mededeling van niet-verschijnen had gedaan, teneinde eventueel binnen de daarvoor geldende termijn hoger beroep in te stellen.
Parketnummers: 96-090515-15, TUL 96-122190-13 en
TUL 96-218156-13
Gerechtshof Den Haag
enkelvoudige kamer voor strafzaken
Proces-verbaal
van de op 16 oktober 2017 in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof.
Tegenwoordig zijn:
mr. W.P.C.M. Bruinsma, voorzitter,
mr. M.S. Ferenczy, griffier.
Voorts is aanwezig mr. C.J.M.G. Strack, advocaat-generaal.
De voorzitter begint het onderzoek door het doen uitroepen van de zaak tegen na te noemen veroordeelde.
De veroordeelde, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] 1993 te [geboortejaar] (Roemenië),
wonende te [adres].
is niet ter terechtzitting verschenen,
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam, namens zijn kantoorgenote mr. A. Petrescu. De raadsman deelt mede dat zijn cliënt van de zittingsdatum op de hoogte is en dat hij door zijn cliënt uitdrukkelijk is gemachtigd de verdediging te voeren.
Alle verklaringen zijn zakelijk weergegeven, tenzij anders vermeld.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en stelt vast dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, nu de oproeping voor de zitting in eerste aanleg van 9 november 2016 op 13 september 2016 in persoon aan de verdachte is uitgereikt, terwijl door verdachte pas op 20 december 2016 hoger beroep is ingesteld.
De raadsman van de verdachte wordt onmiddellijk na het voordragen van de zaak in de gelegenheid gesteld de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis op te geven.
De raadsman geeft op dat de verdachte van oordeel is ten onrechte te zijn veroordeeld, nu hij in het bezit was van een geldig Roemeens rijbewijs met als afgifte datum 24 februari 2014. Volgens de raadsman is dit rijbewijs geldig binnen de Europese Unie.
De voorzitter stelt aan de orde de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep en stelt vast dat uit het vonnis van 9 november 2016 blijkt dat de kantonrechter geen aanleiding zag om de zaak aan te houden, een en ander zoals door de raadsman van de verdachte verzocht per fax van 8 november 2016.
De raadsman deelt daarop mede:
De overschrijding van de termijn is verschoonbaar, nu er geen oproeping voor de zitting van 9 november 2016 in de Roemeense taal aan mijn cliënt is uitgereikt dan wel verzonden. De kantonrechter had de behandeling van de zaak moeten aanhouden.
Mijn cliënt is pas later van het vonnis op de hoogte gesteld en heeft toen vervolgens tijdig hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal deelt daarop mede:
De gemachtigd raadsman van de verdachte heeft per fax van 8 november 2016 laten weten dat er geen vertaalde dagvaarding naar de verdachte is verzonden. Er is vervolgens door de raadsman een bewuste keuze gemaakt om niet naar de zitting bij de kantonrechter op 9 november 2016 te gaan. Als raadsman hoor je daarna te informeren of de zaak is aangehouden of is afgedaan, hetgeen de raadsman heeft nagelaten. Daarnaast spreken de raadslieden van het kantoor van de verdachte de Roemeense taal. De verdachte wist dus heel goed wat er speelde toen hij voorafgaande aan de zitting contact had met zijn advocaat. Hij was dus van de zitting op de hoogte.
De advocaat-generaal voert h nhj ierna het woord en draagt de vordering voor.
De advocaat-generaal vordert dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
De raadsman voert het woord tot verdediging en persisteert bij zijn conclusie dat zijn cliënt ontvankelijk is in het hoger beroep. Volgens de raadsman dient de zaak te worden teruggewezen naar de rechtbank.
De advocaat-generaal en de raadsman krijgen de gelegenheid tot respectievelijk repliek en dupliek.
De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld het laatst te spreken.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof terstond uitspraak.
Aantekening mondeling arrest
als bedoeld in artikel 425, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 9 november 2016, gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van heden.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt ontvankelijk is in het hoger beroep, nu aan zijn cliënt, die de Nederlandse taal niet machtig is, alleen de dagvaarding in de Nederlandse taal is uitgereikt en niet in de Roemeense taal. Volgens de raadsman was de zijn cliënt niet op de hoogte van de zitting van 9 november 2016.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken blijkt dat de oproepping aan de verdachte op 13 september 2016 in persoon is uitgereikt voor de zitting van 9 november 2016.
Uit het Aantekening mondeling vonnis blijkt dat gemachtigde van de verdachte (de thans ter zitting aanwezige raadsman mr. Popescu dan wel zijn kantoorgenote mr. A. Petrescu) bij fax aan de rechtbank (kantonrechter) heeft meegedeeld dat de verdachte niet ter zitting zal verschijnen omdat de dagvaarding niet in het Roemeens vertaald is. De juistheid van deze op het Aantekening mondeling vonnis weergegeven mededeling is door de verdediging niet bestreden. Het is het hof ambtshalve bekend dat zowel mr. Popescu als mr. Petrescu de Roemeense taal beheersen, reden waarom veel Roemeense verdachten zich tot hen wenden voor rechtsbijstand. Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte voorafgaande aan deze zitting contact heeft opgenomen met zijn advocaat over deze zitting. Het kan niet anders dan dat de raadsman of raadsvrouw toen heeft meegedeeld wat de dagvaarding die de verdachte getoond moet hebben, inhield. Het ontbreken van een Roemeense vertaling was vervolgens reden om mede te delen dat de verdachte niet ter zitting zou verschijnen.
Het hof is van oordeel dat de vorenomschreven gang van zaken volstrekt duidelijk maakt dat de verdachte op de hoogte was van de zitting van 9 november 2016. Daaraan doet niet af dat bij de hem uitgereikte dagvaarding niet een Roemeense vertaling gevoegd was. De verdachte, in elk
geval zijn advocaat, had tijdig dienen te informeren wat de kantonrechter uiteindelijk met de mededeling van niet-verschijnen had gedaan, teneinde eventueel binnen de daarvoor geldende termijn hoger beroep in te stellen. Dat is niet gebeurd. Het hoger beroep is pas op 20 december 2016 ingesteld, te laat dus. De verdachte dient niet-ontvankelijk in het hoger beroep te worden verklaard.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffier vastgesteld en bij ontstentenis van de griffier alleen door de voorzitter ondertekend.