Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 537/2014 specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang
Artikel 32 Aanwijzing van bevoegde autoriteiten
Geldend
Geldend vanaf 16-06-2014
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 158 (uitgifte: 27-05-2014, regelingnummer: 537/2014)
- Inwerkingtreding
16-06-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 158 (uitgifte: 27-05-2014, regelingnummer: 537/2014)
- Vakgebied(en)
Accounting / Algemeen
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
1.
Om de uitvoering te vergemakkelijken van de in artikel 26 en artikel 31, leden 4 tot en met 6 van deze verordening, en artikel 30 van Richtlijn 2006/43/EG bedoelde taken met betrekking tot specifieke wettelijke auditors, auditkantoren of hun netwerken, kunnen colleges worden ingesteld, waaraan wordt deelgenomen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en door iedere andere bevoegde autoriteit, mits:
- a)
de wettelijke auditor of het auditkantoor wettelijke controlediensten levert aan organisaties van openbaar belang binnen het rechtsgebied van de betrokken lidstaten;
- b)
er binnen het rechtsgebied van de betrokken lidstaten een filiaal is gevestigd dat deel uitmaakt van het auditkantoor.
2.
In het geval van specifieke wettelijke auditors of auditkantoren treedt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op als facilitator.
3.
Met betrekking tot specifieke netwerken kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar het netwerk aanzienlijke activiteiten ontplooit, het Ceaob verzoeken een college in stellen, waaraan wordt deelgenomen door de verzoekende bevoegde autoriteiten.
4.
Binnen vijftien werkdagen na de instelling van het college van bevoegde autoriteiten voor een specifiek netwerk kiezen zijn leden een facilitator. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, wijst het Ceaob een facilitator aan onder de leden van het college.
De leden van het college toetsen de keuze van de facilitator ten minste eens in de vijf jaar om te waarborgen dat de gekozen facilitator nog steeds de meest geschikte is voor die post.
5.
De facilitator zit de vergaderingen van het college voor, coördineert de acties van het college en zorgt voor een doeltreffende uitwisseling van informatie onder de leden van het college.
6.
De facilitator stelt binnen tien werkdagen na zijn verkiezing schriftelijke regelingen op voor de coördinatie, binnen het kader van het college, met betrekking tot onderstaande onderwerpen:
- a)
de informatie die tussen de bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld;
- b)
de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten met elkaar moeten overleggen;
- c)
de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 33 toezichtstaken mogen delegeren.
7.
Bij gebreke van overeenstemming over de in lid 6 bedoelde schriftelijke coördinatieregelingen kan elk lid van het college de zaak doorverwijzen naar het Ceaob. De facilitator neemt de adviezen van het Ceaob over de schriftelijke coördinatieregelingen terdege in aanmerking alvorens tot overeenstemming te komen over de definitieve tekst. De schriftelijke coördinatieregelingen worden opgenomen in één enkel document dat de volledige redenen voor iedere beduidende afwijking van het advies van het Ceaob bevat. De facilitator doet de schriftelijke coördinatieregelingen toekomen aan de leden van het college en aan het Ceaob.