Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 17-05-1964
- Bronpublicatie:
26-10-1961, Trb. 1986, 182 (uitgifte: 12-12-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-05-1964
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-10-1961, Trb. 1986, 182 (uitgifte: 12-12-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Auteursrecht
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De in dit Verdrag voorziene bescherming van uitvoerende kunstenaars omvat de mogelijkheid het volgende te voorkomen:
- (a)
de uitzending en overbrenging aan het publiek, zonder hun toestemming, van hun uitvoering, behalve wanneer de in de uitzending of de overbrenging aan het publiek gebruikte uitvoering zelf reeds een uitgezonden uitvoering is of deze geschiedt door middel van een vastlegging;
- (b)
de vastlegging, zonder hun toestemming van hun niet vastgelegde uitvoering;
- (c)
de reproduktie, zonder hun toestemming, van een vastlegging van hun uitvoering:
- (i)
indien de oorspronkelijke vastlegging zelf was vervaardigd zonder hun toestemming;
- (ii)
indien de reproduktie is vervaardigd voor andere doeleinden dan voor die waarvoor de uitvoerende kunstenaars hun toestemming hebben gegeven;
- (iii)
indien de oorspronkelijke vastlegging geschiedde overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 en de reproduktie is gemaakt voor andere dan in dat artikel bedoelde doeleinden.
2
(1)
Indien de uitvoerende kunstenaars in de uitzending hebben toegestemd, wordt het aan de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Staat waar aanspraak op bescherming wordt gemaakt overgelaten, de bescherming te regelen tegen heruitzending, vastlegging ten behoeve van uitzending en reproduktie van deze vastlegging ten behoeve van uitzending.
(2)
De voorwaarden voor het gebruik door omroeporganisaties van ten behoeve van uitzending gemaakte vastleggingen worden bepaald overeenkomstig de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Staat waar aanspraak op bescherming wordt gemaakt.
(3)
De in (1) en (2) van dit lid bedoelde nationale wetgeving mag evenwel niet ertoe leiden dat daardoor uitvoerende kunstenaars de mogelijkheid wordt ontnomen, door middel van een contract hun betrekking met omroeporganisaties te regelen.