FED 2013/7
De borgstelling door (de weduwe van) de directeur-grootaandeelhouder ten behoeve van zijn BV wordt in casu afgewikkeld in de terbeschikkingstellingsregeling van art. 3.92 Wet IB 2001. De borgstelling behoort onmiddellijk tot het resultaatsvermogen als voorwaardelijke schuld, de voorwaardelijke regresvordering ook en wel tot hetzelfde bedrag. Als voorzienbaar is dat op basis van de borgstellingsovereenkomst moet worden betaald, kan daarmee al worden rekening gehouden in een eerder jaar dan het jaar van de feitelijke betaling door middel van het vormen van een voorziening. De hoogte van de voorziening betreft dan het aan het jaar toe te rekenen bedrag
HR 14-09-2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7157, m.nt. R. Russo
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 september 2012
- Magistraten
Overgaauw, Bavinck, Sterk, Van Loon, Fierstra
- Zaaknummer
11/02105
- Noot
R. Russo
- LJN
BX7157
- JCDI
JCDI:ADS273569:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Inkomen uit werk en woning (box 1) - niet-winst
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BX7157, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑09‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑05‑2011
- Wetingang
Art. 3.92 Wet IB 2001
Essentie
De borgstelling door (de weduwe van) de directeur-grootaandeelhouder ten behoeve van zijn BV wordt in casu afgewikkeld in de terbeschikkingstellingsregeling van art. 3.92 Wet IB 2001. De borgstelling behoort onmiddellijk tot het resultaatsvermogen als voorwaardelijke schuld, de voorwaardelijke regresvordering ook en wel tot hetzelfde bedrag. Als voorzienbaar is dat op basis van de borgstellingsovereenkomst moet worden betaald, kan daarmee al worden rekening gehouden in een eerder jaar dan het jaar van de feitelijke betaling door middel van het vormen van een voorziening. De hoogte van de voorziening betreft dan het aan het jaar toe te rekenen bedrag ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.