Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige06] d.d. 17 februari 2001, opgemaakt door rechtercommissaris [verbalisant01] , punten 8, 19 en 22 respectievelijk.
Hof Amsterdam, 21-07-2021, nr. 23-005147-13
ECLI:NL:GHAMS:2021:4484
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
21-07-2021
- Zaaknummer
23-005147-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:4484, Uitspraak, Hof Amsterdam, 21‑07‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:191
Uitspraak 21‑07‑2021
Inhoudsindicatie
De grondslag van de vordering. De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 oktober 2008 veroordeeld voor de in- en uitvoer van grote hoeveelheden Xtc-pillen in november 2001. De betrokkene is veroordeeld in de strafzaak voor een aantal transporten waarbij de getransporteerde pillen in beslag zijn genomen. De betrokkene heeft daaruit geen voordeel genoten. De vordering is gebaseerd op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat luidde op het moment dat de betrokkene de feiten pleegde. Dit betekent dat de ontnemingsvordering ziet op wederrechtelijk voordeel uit ‘soortgelijke feiten’, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-005147-13
datum uitspraak: 21 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2013 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-129310-01 tegen de betrokkene
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1964,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres01] .
Procesgang
Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 5.081.454,-. Ter terechtzitting in hoger beroep van
9 juni 2021 heeft het openbaar ministerie de vordering verminderd tot een bedrag van € 2.240.245,-.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 oktober 2008 veroordeeld ter zake van – kort gezegd – de internationale handel in Xtc-pillen. De Hoge Raad heeft, bij arrest van 8 juni 2010, voor zover hier van belang, de veroordeling door het gerechtshof in stand gelaten.
Vervolgens heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 7 november 2013 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.880.628,- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van9 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en de raadsman naar voren is gebracht.
Getuigenverzoeken
Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juni 2021 heeft de verdediging een aantal (herhaalde) getuigenverzoeken gedaan, namelijk ten aanzien van de getuigen [getuige01] , [getuige02] , [getuige03] , [getuige04] (hierna: [getuige04] ) [getuige04] en [getuige05] (hierna: [getuige05] ) [getuige05] .
Eerdere verzoeken die de verdediging heeft gedaan om de getuigen [getuige01] , [getuige02] en [getuige03] te horen zijn afgewezen, omdat de getuigen op grond van de beschikbare persoons- en adresgegevens niet binnen een aanvaardbare termijn konden worden gehoord. Met het oog op die omstandigheid, heeft het hof voorafgaand aan de terechtzitting van 9 juni 2021 de advocaat-generaal verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheid de verzochte getuigen te traceren. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal meegedeeld dat de liaison officer voor Israël – nadat een Israëlisch informatiesysteem waaruit deze informatie zou moeten volgen, was geraadpleegd –geen gegevens kon geven over een verblijfplaats van één of meer van de gevraagde getuigen. Gelet op het voorgaande en bij gebrek aan actuele informatie over de verblijfplaatsen van de verzochte getuigen worden de verzoeken tot het horen van [getuige01] , [getuige02] en [getuige03] wederom afgewezen, nu niet aannemelijk is dat de getuigen binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord.
De getuigenverzoeken die betrekking hebben op [getuige04] en [getuige05] worden eveneens afgewezen. De verzoeken zijn beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium, nu de getuigen reeds in een eerder stadium bij de rechter-commissaris verklaringen hebben afgelegd. De verdediging heeft toen gebruik gemaakt van de mogelijkheid deze getuigen te bevragen. Het hof acht zich voldoende ingelicht over de punten waarover de getuigen kunnen verklaren. De noodzaak om ze opnieuw te horen ontbreekt. De omstandigheid dat de getuigen bij de politie op enkele punten anders hebben verklaard dan bij de rechter-commissaris maakt dit niet anders.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt
dan de rechtbank. Wel zal het hof delen van de motivering van het vonnis in het arrest gebruiken.
Grondslag van de vordering
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 oktober 2008 veroordeeld voor de in- en uitvoer van grote hoeveelheden Xtc-pillen in november 2001. De betrokkene is veroordeeld in de strafzaak voor een aantal transporten waarbij de getransporteerde pillen in beslag zijn genomen. De betrokkene heeft daaruit geen voordeel genoten. De vordering is gebaseerd op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat luidde op het moment dat de betrokkene de feiten pleegde. Dit betekent dat de ontnemingsvordering ziet op wederrechtelijk voordeel uit ‘soortgelijke feiten’, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
Gebruik van de verklaringen van de getuigen [getuige01] , [getuige02] en [getuige03]
Dat de getuigen niet binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord maakt op zichzelf nog niet dat de eerder afgelegde verklaringen reeds daarom niet kunnen bijdragen tot het oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de betrokkene soortgelijke feiten heeft begaan. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van andere getuigen die wel door de verdediging zijn gehoord. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de getuigen [getuige01] , [getuige02] en [getuige03] nu zij onder meer hebben verklaard over hun eigen bijdrage in de Xtc transporten en daarmee zichzelf hebben belast. Er is onvoldoende reden om deze verklaringen niet in aanmerking te nemen bij de beoordeling van de vraag of er voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene soortgelijke feiten heeft begaan. Het daartoe strekkende verweer van de verdediging wordt verworpen.
Aanwijzingen dat soortgelijke feiten door de betrokken zijn begaan
De in artikel 36e lid 2 (oud) Sr bedoelde ‘voldoende aanwijzingen’ dat de betrokkene soortgelijke feiten heeft begaan mogen niet door de rechter worden aangenomen indien niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat die andere strafbare feiten door de betrokkene zijn begaan. Tevens behoort de betrokkene de gelegenheid te hebben aan te (doen) voeren dat en waarom er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat andere strafbare feiten door hem zijn begaan.
In dat kader wordt het volgende overwogen. Dit hof heeft in het arrest in de strafzaak tegen de betrokkene van 21 oktober 2008 overwogen dat hij een ‘spilfunctie’ heeft vervuld in de organisatie die zich bezighield met de internationale handel in Xtc-pillen. De Hoge Raad heeft dit arrest in stand gelaten. Dit arrest geldt dan ook als uitgangpunt in de ontnemingsprocedure. Daarnaast bevinden zich in het ontnemingsdossier verklaringen van personen die hebben samengewerkt met de betrokkene en die Xtc-transporten hebben uitgevoerd voor de organisatie van de betrokkene. Zo heeft de getuige [getuige06] bij de rechter-commissaris een uitgebreide verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer verklaard dat [naam01] en [verdachte01] dezelfde persoon zijn, dat [naam01] de leider was van de organisatie die zich bezighield met drugshandel en [naam01] voor niemand werkte en dat [naam02] (het hof begrijpt: [naam02] ) een kleine partner was van [naam01] die deed wat die laatste hem opdroeg.1.Dat laatste wordt bevestigd door [getuige01] , die bij de politie heeft verklaard dat [naam02] de werknemer van [verdachte01] was. Verder heeft zij verklaard dat ‘ [naam03] ’ een bijnaam had, te weten ‘ [bijnaam01] ’.2.[getuige04] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij transporten verrichtte op verzoek van ‘ [naam04] ’, die samenwerkte met [naam02] (het hof begrijpt: [naam02] ) en dat zij de bijnaam ‘ [bijnaam01] ’ in dat verband heeft horen noemen.3.Haar zus [getuige05] heeft verklaard dat zij transporten heeft verricht voor [naam04] en voor [naam02] .4.[getuige07] heeft bij de politie verklaard dat zij via ‘ [naam04] ’ bij de drugstransporten betrokken raakte en dat [getuige01] (het hof begrijpt: [getuige01] ) en [naam05] (het hof begrijpt: [naam05] ) op een avond de Israëliër ‘ [bijnaam01] ’ ontmoette. ‘ [bijnaam01] ’ was een bijnaam van een Israëliër, maar ze heeft hem nooit ontmoet, aldus de getuige. Verder heeft ze in het kader van de drugsorganisatie ook de naam ‘ [naam02] ’, ofwel ‘ [naam02] ’ gehoord.5.De voorgaande – elkaar onderling ondersteunende – verklaringen van verschillende getuigen worden op hun beurt weer in belangrijke mate ondersteund door verklaringen van [getuige02] op de desbetreffende punten. [getuige02] heeft verklaard dat ‘ [naam03] ’ aan het hoofd staat van de organisatie en deelneemt voor 40%. De bijnaam van ‘ [naam03] ’ is ‘ [bijnaam01] ’. Ook ‘ [naam02] ’ is betrokken bij de organisatie en neemt deel voor 20%, die hij deelt met ‘ [naam04] ’. ‘ [naam04] woont in [woonplaats01] en regelt koeriers.6.
Op grond van het voorgaande staat buiten redelijke twijfel vast en bestaan mitsdien voldoende aanwijzingen dat de betrokkene als leider van de organisatie andere Xtc transporten heeft georganiseerd dan waarvoor de betrokkene in de strafzaak is veroordeeld.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft beargumenteerd dat uit de verklaringen van [getuige06] minder voordeel kan worden afgeleid dan de rechtbank heeft gedaan. Ook heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft overwogen, het aannemelijk is dat de vele reizen die [getuige04] en [getuige05] blijkens stempels in hun paspoorten en agendanotities hebben gemaakt voor het grootste gedeelte toeristisch van aard waren. Immers heeft [getuige04] verklaard dat zij en haar zus hebben gereisd met geld uit een schadevergoeding die aan haar was uitgekeerd. Ten aanzien van de kosten heeft de verdediging gepersisteerd bij het standpunt dat [getuige03] $ 40.000,- heeft ontvangen voor de begeleiding van een vijftal transporten à $ 8.000,- per transport.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van het door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot de alternatieve verklaring voor de vele reizen van [getuige04] en [getuige05] wordt, in aanvulling op hetgeen daarover door de rechtbank is overwogen, als volgt geoordeeld.Het argument van de verdediging inhoudende dat de vele reizen die [getuige04] en [getuige05] hebben gemaakt verklaarbaar zijn uit de schadevergoeding die blijkens een daartoe strekkende verklaring van [getuige04] bij de rechter-commissaris op 22 mei 2008 aan haar zou zijn uitgekeerd, snijdt geen hout. In datzelfde verhoor heeft zij immers ook verklaard dat haar eerste verklaring na haar aanhouding, inhoudende dat zij niets van drugs wist en dat zij reisde met geld uit een schadevergoeding, niet juist was.7.Om die reden en omdat ook voor het overige niets naar voren is gekomen over geld uit een schadevergoeding waarover [getuige04] en haar zus zouden hebben kunnen beschikken, is niet aannemelijk dat de vele reizen die [getuige04] en [getuige05] hebben gemaakt toeristisch van aard waren.
1 Opbrengsten
[getuige01]
heeft een verklaring afgelegd over verschillende transporten waarbij zij betrokken was en waarvan ze zeker weet dat de deals tot stand zijn gekomen in samenwerking met [verdachte01] of zijn 'werknemer' [naam02] . Zij heeft een lijstje overhandigd waarop stond bij welke transporten zij betrokken is geweest en hoeveel pillen hierbij zijn vervoerd. Zij heeft dit tijdens haar verhoor toegelicht. Waar er onduidelijkheid is over de hoeveelheid getransporteerde pillen, zal in het voordeel van de betrokkene worden uitgegaan van de laagste hoeveelheid. Uit het lijstje en de verklaring van [getuige01] volgen de onderstaande transporten
De transporten 2, 3, 4, 5, 7 en 8 worden ondersteund door de verklaringen van [getuige07] en/of [getuige03] .
[getuige07] heeft verklaard dat zij voor het eerst als koerier van verdovende middelen is opgetreden in september 2001. Ze ging toen met [getuige01] naar Houston. De tweede keer ging ze samen met [naam06] (het hof begrijpt dat hiermee de door [getuige01] aangeduide ' [naam06] ' wordt bedoeld), [getuige01] en [getuige03] naar New York. Ook de derde keer was ze met [naam06] . De hotelvoucher van 26 oktober 2001 was van [getuige01] . De vierde keer was ze ook met [getuige01] en met [naam05] (het hof begrijpt: [naam05] ). Op 16 november 2001 werd ze gearresteerd.9.Verder heeft [getuige03] verklaard dat hij [getuige01] eerst naar New York heeft begeleid en vervolgens in augustus 2001, toen ze Xtc-pillen naar Sydney vervoerden. Ook heeft [getuige03] verklaard dat hij in september of oktober 2001 [getuige07] ( [getuige07] ) en een Filippijn genaamd [naam06] (het hof begrijpt: [naam06] ) naar New York heeft begeleid, waar ze [getuige01] hebben ontmoet. Twee weken na dit transport heeft hij weer ingestemd om een transport te begeleiden, waar ook [getuige01] bij betrokken was, maar de koerier is toen verdwenen. Twee of drie weken later heeft hij weer ingestemd met het begeleiden van een transport. Hij heeft toen [getuige01] , [naam05] en [getuige07] in het [hotel01] ontmoet. Hij is toen met [naam05] naar New York gegaan en [getuige01] met [getuige07] naar een andere stad in de Verenigde Staten. [getuige07] is op die reis opgepakt.10.Voor de transporten 1, 6, 9 en 10 zijn er onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat de betrokkene daarbij een rol heeft gehad. Deze transporten zullen niet worden meegerekend bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat de betrokkene betrokken is geweest bij transporten van 576.000 Xtc-pillen.
Uit verschillende verklaringen is gebleken dat een Xtc-pil wordt verkocht voor een bedrag van
$ 3,- à $ 4,-.11.Nu onduidelijk is hoeveel per pil voor deze transporten is betaald, zal het hof in het voordeel van de betrokkene uitgaan van $ 3 per pil. De opbrengst van de transporten wordt geschat op 576.000 x $ 3, - = $ 1.728.000, -.
[getuige02]
heeft op 14 juni 2001 verklaard dat hij ongeveer twee maanden daarvoor samen met twee meisjes 800.000 Xtc-pillen in een koffer van Amsterdam naar Barcelona heeft vervoerd. Een van de meisjes heette [getuige05] (fonetisch) en het andere meisje was een zus van haar, vermoedelijk [getuige04] (fonetisch). Dat gebeurde per vliegtuig.12.
[getuige04] en [getuige05] hebben beiden verklaard dat ze twee reizen hebben gemaakt naar Barcelona, één via Parijs en één direct uit Amsterdam. Beide keren hebben ze twee pakketjes meegenomen.13.De verklaring van [getuige02] over dit transport wordt gedeeltelijk ondersteund door de verklaringen van [getuige04] en [getuige05] . Zij verklaren echter slechts over twee pakketjes en niet over een grote koffer. Het hof acht, evenals de rechtbank, gelet op het gewicht, niet aannemelijk dat 800.000 Xtc-pillen met het vliegtuig naar Barcelona zijn vervoerd. Wel kan worden aangenomen dat [getuige04] en [getuige05] , die vaker drugstransporten hebben uitgevoerd, twee pakketjes hebben vervoerd en dat het vervoer van twee pakketjes betekende dat zij ongeveer 90.000 pillen bij zich hadden. Het hof zal daarom uitgaan van een transport van 90.000 pillen.
Aan hetgeen [getuige02] heeft verklaard over verschillende geldtransacties waarbij hij aanwezig zou zijn geweest, gaat het hof voorbij omdat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat en in hoeverre de betrokkene hieruit wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald.
Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat de betrokkene betrokken is geweest bij een transport van 90.000 Xtc-pillen. Het hof ziet aanleiding om bij de berekening van de opbrengst van deze pillen uit te gaan van $ 3,- per pil. De opbrengst van dit transport wordt geschat op 90.000 x $ 3,- = $ 270.000,-.
[getuige06]
heeft op 19 november 2003 verklaard dat hij bij de eerste ontmoeting met [naam01] (het hof begrijpt: [verdachte01] ) vierenhalf jaar eerder ongeveer 3.000 pillen van hem heeft gekocht. [naam01] had de beschikking over wel 20.000 pillen.14.In augustus 2001 had [getuige06] contact met [naam02] (het hof begrijpt: [naam02] ). Hij zou 180.000 pillen krijgen in Houston. Later bleek het om 169.000 pillen te gaan. [naam07] heeft daarvoor $ 4,- per pil betaald.15.In oktober 2001 heeft [getuige06] 180.000 pillen van [naam01] afgenomen. [getuige06] heeft hiervoor $ 2,75 per pil betaald.16.Nadat [naam02] en [naam01] zijn aangehouden, moest [getuige06] nog een bedrag van ongeveer $ 200.000,- betalen. [getuige06] heeft toen (onder aftrek van kosten) $ 150.000, - aan [naam08] , die nog geld van [naam01] tegoed had, betaald. Ten slotte heeft [getuige06] verklaard dat hij van [naam02] heeft gehoord dat er een container met pillen in Australië is aangekomen. [naam01] zou hiervoor $ 6,- per pil krijgen, maar heeft uiteindelijk maar $ 2,- per pil gekregen.17.heeft met [naam02] en [naam01] gesprekken gevoerd over het sturen van een container met één miljoen Xtc-pillen.18.heeft deze verklaring – in het bijzijn van de verdediging – bij de rechter-commissaris bevestigd.19.
Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat de betrokkene 369.000 Xtcpillen heeft verkocht, dat [getuige06] nog $150.000,- aan [naam08] heeft betaald, welk bedrag bestemd was voor de betrokkene, en dat de betrokkene een container met 1.000.000 Xtc-pillen naar Australië heeft verscheept.
Uit de verklaring van [getuige06] volgt derhalve dat de opbrengst moet worden geschat op 20.000 x $ 3,- + 169.000 x $ 4,- + 180.000 x $ 2,75 + $ 150.000,- + 1.000.000 x $ 2,- = $ 3.381.000,-.
[getuige07]
Blijkens haar eigen verklaring is [getuige07] op 16 november 2001 aangehouden waardoor aannemelijk is dat het transport van [naam05] op 16 november 2001 moet hebben plaatsgevonden. Hiervoor is een transport van 96.000 Xtc-pillen door [naam05] op die datum (transport 8) meegerekend bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Om dubbeltelling te voorkomen zal het hof niet nogmaals een transport van 96.000 XTc-pillen meetellen bij de schatting van de opbrengst.
[getuige04] en [getuige05]
Op grond van de verklaringen van [getuige04] en [getuige05] en de onder hen in beslag genomen paspoorten en agenda's is aannemelijk geworden dat zij bij ten minste negen – nog niet meegerekende en niet in beslag genomen – transporten van Xtc-pillen betrokken zijn geweest:
Transport | Aantal pillen | Datum | Route | Bijzonderheden |
---|---|---|---|---|
1 | 90.000 | 25-10-0020 | Amsterdam-New York | 2 pakketjes |
2 | 90.000 | 05-12-0021 | Amsterdam-New York | |
3 | 90.000 | December 2000 22 | Amsterdam-Barcelona | 2 pakketjes |
4 | 90.000 | 13-02-01 23 | Amsterdam-New York | 2 pakketjes |
5 | 90.000 | 07-03-01 24 | Amsterdam-New York | 2 pakketjes |
6 | 90.000 | 21-04-01 25 | Amsterdam-New York | |
7 | 90.000 | 02-05-01 26 | Amsterdam-Stockholm | |
8 | 135.000 | 21-05-0127 | Amsterdam-Sydney | 3 pakketjes |
9 | 180.000 | 31-10-0128 | Amsterdam-Houston | 4 pakketjes |
Totaal | 945.000 |
[getuige04] en [getuige05] hebben verklaard dat ze de mensen voor wie ze drugstransporten hebben uitgevoerd in 2000 in Parijs hebben ontmoet. Hun eerste reis was naar Venezuela, maar daarbij hebben ze niets meegenomen. De tweede reis was in oktober 2000 naar New York. Hierbij hadden ze twee pakjes bij zich.29.De volgende reis was in december 2000 naar New York. De vliegtickets zijn toen ook voor hen betaald. De derde reis was eind 2000 naar Barcelona. Ze hadden twee pakjes mee gekregen. De volgende reis was in februari 2001 naar New York. Ze kregen weer, net als bij elke reis, twee pakjes mee. Ook in maart 2001 zijn ze naar New York gereisd met twee pakjes.30.Op één reis werden de pakjes ontdekt door de douane. [getuige04] heeft toen in New York gezien dat er allemaal pillen met een 'x' erop uit een pakket vielen.31.Na de reis naar New York in maart 2001 zijn ze naar Barcelona gegaan met twee pakketjes. In totaal zijn ze dus twee keer naar Barcelona gereisd. In april 2001 is [getuige04] weer samen met haar zus
[getuige05] naar New York gereisd. De vliegtickets zijn toen ook aan hen gegeven. In juni 2001 is ze naar Sydney gereisd met drie pakketjes. Daarna hebben beiden, voor de reis waarop ze werden aangehouden, nog één reis gemaakt naar Houston. Hierbij hadden ze allebei twee pakketjes bij zich.32.Ook [getuige05] heeft verklaard dat ze de mensen voor wie ze de drugstransporten heeft uitgevoerd in 2000 in Parijs heeft ontmoet. Verder heeft ze verklaard dat ze samen met haar zus [getuige04] vijf reizen naar New York heeft gemaakt. Deze reizen waren alle voor rekening van die personen.33.Ook heeft ze in juni 2001 een reis naar Sydney gemaakt en in oktober 2001 een reis naar Houston.34.Ten slotte heeft ze ook nog met telkens twee pakketjes twee reizen gemaakt naar Barcelona, één reis eind 2000 en één reis in het voorjaar van 2001.35.
[getuige04] en [getuige05] zijn op 10 november 2001 op het vliegveld Heathrow in Londen aangehouden met vier pakketjes, waaronder drie KNEXX speelgoeddozen en één zak pillen. In totaal betrof dit ongeveer 180.000 pillen.36.Gelet hierop is aannemelijk dat in elk pakketje ongeveer 45.000 pillen zaten en dat dat ook bij eerdere transporten het geval was. De in de bovenstaande tabel genoemde hoeveelheden pillen per transport zijn hierop gebaseerd. Dit geldt ook voor de twee reizen naar New York, waarover [getuige04] en [getuige05] hebben verklaard dat ze geen pakketjes bij zich hadden. Nu ook deze reizen voor hen zijn betaald, is die verklaring ongeloofwaardig en moet worden aangenomen dat zij op beide reizen ook twee pakketjes bij zich hadden. [getuige04] en [getuige05] hebben verklaard over twee transporten naar Barcelona. Nu één van deze transporten echter al is meegerekend bij [getuige02] , wordt in deze berekening slechts rekening gehouden met één transport naar Barcelona. Ten slotte blijkt uit de agenda van [getuige05] dat ze op 2 mei 2001 een reis heeft gemaakt naar Stockholm. Nu niet aannemelijk is dat [getuige04] en [getuige05] toeristische reizen hebben gemaakt, hebben zij ook tijdens deze reis drugs vervoerd en moet het hier om twee pakketjes zijn gegaan.
[getuige04] en [getuige05] hebben bij de rechter-commissaris verklaard dat ze veel minder drugstransporten hebben uitgevoerd dan ze in 2003 hadden verklaard. Het hof gaat echter uit van de juistheid van de verklaringen die zij eerder bij de politie hebben afgelegd, nu die verklaringen worden ondersteund door stempels in hun paspoorten en notaties in hun agenda's. De minder belastende verklaringen die bij de rechter-commissaris zijn afgelegd, zijn daarom ongeloofwaardig.
In het voorgaande is naar aanleiding van de verklaringen van [getuige02] rekening gehouden met één transport naar Barcelona door [getuige04] en [getuige05] . Er is daarom geen reden om het transport naar Houston van 31 oktober 2001 niet mee te tellen.
Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat [getuige04] en [getuige05] in ieder geval 945.000 Xtc-pillen hebben getransporteerd. Uitgaande van een verkoopprijs van $ 3,- wordt de opbrengst geschat op 945.000 x $ 3,- = $ 2.835.000,- .
2 Totale opbrengsten
Op grond van het voorgaande is aannemelijk geworden dat de organisatie van [verdachte01] in totaal het volgende heeft verdiend aan de transporten van Xtc:
Uitgaande van de wisselkoers van $ 1,- = Fl. 2,27 = € 1,03, welke koers zowel het openbaar ministerie als de verdediging hanteren en die in hoger beroep niet is betwist, hebben deze transporten
€ 8.460.420,- opgebracht.
3 Kosten
Op de hiervoor geschatte opbrengsten zullen de gemaakte kosten in mindering worden gebracht die in rechtsreeks verband staan tot de opbrengsten.
Productiekosten
Uit informatie van het Kennis en Expertise Centrum van de Unit Synthetische drugs van 27 juni 2002 is gebleken dat de fabricageprijs van één Xtc-pil in 2001 ongeveer € 0,22 was. Na optelling van de basale kosten van transport, huur ruimtes e.d. is de kostprijs van één Xtc-pil € 0,25.37.Nu de organisatie van de betrokkene in ieder geval 2.980.000 Xtc-pillen heeft verkocht, zal als kostprijs van deze pillen 2.980.000 x € 0,25 = € 745.000, - van de opbrengsten worden afgetrokken.
Kosten koeriers en begeleiders
Uit verklaringen van meerdere getuigen is gebleken dat er $ 15.000,- werd aangeboden bij een transport van Xtc-pillen naar het buitenland. De begeleiding leverde tussen de $ 5.000,- en $ 8.000,- op.38.
Zo heeft [getuige03] verklaard dat hij tussen de $ 5.000,- en $ 8.000,- zou krijgen voor de begeleiding van een drugstransport en dat hij in totaal $ 15.000,- heeft ontvangen.39.Hij heeft echter vijf transporten begeleid en zou dus minimaal $ 25.000,- moeten hebben gekregen. Bij hem zal daarom dit bedrag als kosten worden aangenomen, ondanks dat hij zelf heeft verklaard minder te hebben ontvangen. Nu het bedrag van $ 25.000,- al hoger is dan het bedrag dat [getuige03] daadwerkelijk zou hebben ontvangen, zal het hof niet, zoals door de verdediging bepleit, een hoger bedrag in aftrek brengen.
[getuige04] en [getuige05] hebben verklaard niets over te hebben gehouden aan hun koerierswerkzaamheden, behalve $ 15.000,-, die zij volgens [getuige05] na een bepaalde reis hebben ontvangen.40.Nu beiden niet hebben verklaard over hun reis naar Stockholm, waarvan ook aannemelijk is dat dit een drugstransport betrof, zal zekerheidshalve bij zowel [getuige04] als [getuige05] $ 15.000,- (het ‘standaard’ bedrag dat een koerier ontving voor een transport naar het buitenland) extra in aanmerking worden genomen.
Ten slotte heeft [getuige02] verklaard dat hij $ 40.000,- zou ontvangen voor het transport van 800.000 Xtc-pillen naar Miami via Barcelona.41.Hoewel niet aannemelijk is geworden dat tijdens het transport waarover [getuige02] heeft verklaard 800.000 pillen zijn vervoerd en onduidelijk is of hij dit bedrag daadwerkelijk heeft ontvangen, zal het hof dit bedrag in het voordeel van de betrokkene opnemen bij de kosten voor koeriers en begeleiders.
Resumerend zullen de volgende kosten voor koeriers en begeleiders in aanmerking worden genomen:
Naam | Rol | Aantal transporten | Bedrag per reis | Totaal |
[getuige01] | Koerier | 2 | $ 15.000,- | $ 30.000,- |
[getuige01] | Begeleider | 3 | $ 5.000,- | $ 15.000,- |
[getuige02] | Begeleider | 1 | $ 40.000,- | |
[getuige07] | Koerier | 3 | $ 15.000,- | $ 45.000,- |
[naam06] | Koerier | 2 | $ 15.000,- | $ 30.000,- |
[naam05] | Koerier | 1 | $ 15.000,- | $ 15.000,- |
[getuige03] | Begeleider | 5 | $ 5.000,- | $ 25.000,- |
[getuige04] | Koerier | 9 | $ 30.000,- | |
[getuige05] | Koerier | 9 | $ 30.000,- | |
[naam09] | Koerier | 1 | $ 15.000,- | $ 15.000,- |
Totaal | 36 | $ 275.000,- |
Hotelkosten
Ten aanzien van de voor de koeriers en begeleiders gemaakte kosten per transport wordt conform de ontnemingsrapportage uitgegaan van vier overnachtingen à $ 145,- per overnachting.42.Gelet op de hiervoor bij de berekening van de opbrengst meegenomen transporten, worden de volgende hotelkosten op de opbrengst in mindering gebracht: $ 145,- x 4 nachten x 36 transporten = $ 20.880,-.
Reiskosten
Ten aanzien van de voor de koeriers en begeleiders gemaakte kosten per transport wordt conform de ontnemingsrapportage uitgegaan van kosten voor vliegtickets tot een bedrag van Fl. 1.400,- per transport per koerier/begeleider.43.De totaal in mindering te brengen reiskosten bedragen dan Fl. 1.400 x 36 transporten = Fl. 50.400,-.
Totale kosten
Op grond van het voorgaande zullen de volgende ten behoeve van de Xtc-transporten gemaakte kosten op de opbrengst in mindering worden gebracht:
Kostenpost | Bedrag | Bedrag in euro’s |
Productiekosten | € 745.000,- | € 745.000 |
Kosten koeriers/begeleiders | $ 275.000,- | € 283.250,- |
Hotelkosten | $ 20.880,- | € 21.506,- |
Reiskosten | Fl. 50.400,- | € 22.870,- |
Totaal | € 1.072.626,- |
4 Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel organisatie
Uit de voorgaande berekeningen volgt dat de organisatie die zich bezighield met de internationale handel in Xtc-pillen en waarvan de betrokkene de leider was, een wederrechtelijk verkregen voordeel van
€ 8.460.420,- minus € 1.072.626,- = € 7.387.794,- heeft genoten.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel betrokkene
Zoals hiervoor onder het kopje ‘grondslag van de vordering’ is overwogen, had de betrokkene een ‘spilfunctie’ in de organisatie. Hiermee valt niet te rijmen de toepassing van een verdeelsleutel waarbij de betrokkene met vier anderen op gelijke voet in de winst heeft gedeeld, zoals voorgesteld door de verdediging. Het ligt voor de hand dat bij de hoge positie van de betrokkene in de hiërarchie van de drugsorganisatie een corresponderend winstpercentage hoort. Blijkens een verklaring van de getuige [getuige02] heeft de betrokkene 40 % van de gegenereerde winst opgestreken.44.Dit percentage lijkt niet buitensporig en strookt met de voorgaande bevindingen over de rol van de betrokkene binnen de organisatie. Overigens heeft de betrokkene zelf geen andersluidende verklaring hierover afgelegd.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot een schatting van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel van 40% van € 7.387.794,- = € 2.955.118,-.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juni 2021 heeft de advocaat-generaal een overzicht van vervolgprofijt aan het hof overgelegd. Dit overzicht betreft rente die de Staat zal vergoeden over zich ten laste van de betrokkene in beslag bevindende bedragen. Nu deze bedragen afkomstig zijn uit wederrechtelijk genoten voordeel, is de rentevergoeding aan te merken als vervolgprofijt en zal deze bij het hiervoor berekende bedrag worden opgeteld. Dit leidt tot de conclusie dat de betrokkene uit de onderhavige feiten een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 2.955.118,- + € 24.984,19 = € 2.980.102,- heeft genoten.
Verplichting tot betaling aan de Staat
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 2.235.245,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De verdediging heeft bepleit dat in verband met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn de op te leggen betalingsverplichting met 5% dient te worden verminderd. Voorts heeft de verdediging bepleit dat rekening moet worden gehouden met de geringe draagkracht van de betrokkene, nu de betrokkene een aanzienlijke periode in detentie heeft gezeten en nog steeds zit en geen inkomsten heeft (behalve een zeer bescheiden toelage voor uitgaven in detentie die hij van zijn moeder ontvangt).
Een draagkrachtverweer kan in het ontnemingsgeding alleen dan met vrucht aan de orde worden gesteld, indien aanstonds duidelijk is dat de betrokkene thans en – naar redelijke verwachting – in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben.
Hiervoor is geoordeeld dat de betrokkene met het plegen van strafbare feiten bijna drie miljoen euro heeft verdiend. In het aan de ontnemingszaak ten grondslag liggende financiële onderzoek is slechts een gering gedeelte van dat vermogen getraceerd. De betrokkene heeft niet uitgelegd wat met dit bedrag is gebeurd, zodat niet met voldoende zekerheid uit te sluiten valt dat het de betrokkene (na zijn vrijlating) nog ter beschikking staat. De stelling dat de betrokkene nu en in de toekomst enige draagkracht ontbeert, wordt dan ook verworpen. Overigens staat het de betrokkene vrij, in later stadium een voldoende onderbouwd verzoek in te dienen tot vermindering van de betalingsverplichting op grond van ontoereikende draagkracht.
Ten aanzien van de redelijke termijn geldt het volgende. Het hof constateert dat de redelijke termijn, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, in ruime mate is overschreden. Het hoger beroep is ingesteld op 18 november 2013, zodat tussen dat moment en de einduitspraak ruim zeven en een half jaar is verstreken. Ook in eerste aanleg heeft, zoals ook door de rechtbank is geconstateerd, een aanzienlijke overschrijding plaatsgevonden, nu op de ontnemingsvordering d.d. 29 december 2005 eerst op7 november 2013 is beslist. In deze omstandigheden ziet het hof aanleiding de op te leggen betalingsverplichting met € 20.000,- te verminderen. Voor een verderstrekkende korting, zoals voorgestaan door de verdediging, bestaat geen grond, mede gelet op de omstandigheid dat de vertraging in hoger beroep voor een groot deel is ontstaan doordat de betrokkene in Israël gedetineerd is geweest.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat aan de betrokkene, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.960.102,- .
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 2.980.102,00 (twee miljoen negenhonderdtachtigduizend en honderdtwee euro) .
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 2.960.102,00 (twee miljoen negenhonderdzestigduizend en honderdtwee euro) .
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1.080 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. A.P.M. van Rijn en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid vanmr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van21 juli 2021.
Mr. M. Lolkema en mr. A.P.M. van Rijn zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 21‑07‑2021
Een geschrift, te weten een Nederlandse weergave van het eerste verhoor van [getuige01] door de Israëlische politie op 15 januari 2003 (p. 44 en 45).
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige04] d.d. 22 mei 2008, opgemaakt door rechtercommissaris [verbalisant02] , p. 2 en 3.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige05] d.d. 22 mei 2008, opgemaakt door rechtercommissaris [verbalisant02] , p. 5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige07] d.d. 12 februari 2002 (p. 111, 116 en 117).
Een proces-verbaal van verhoor [getuige02] d.d. 14 juni 2001 (p. 63).
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige04] d.d. 22 mei 2008, opgemaakt door rechtercommissaris [verbalisant02] , p. 3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige07] d.d. 12 februari 2002 (p. 116).
Een geschrift, te weten een Nederlandse weergave van het verhoor van [getuige03] door de Israëlische politie op15 januari 2002 (p. 125 t/m 133).
Een proces-verbaal inhoudende het financieel rapport d.d. 14 juli 2006 (p. 9).
Een proces-verbaal van verhoor [getuige02] d.d. 15 juni 2001 (p. 63 en 64).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige04] in Sutton (Groot-Brittannië) op26 maart 2003 (p. 296 t/m 298 en 301 t/m 303) en een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige05] in Sutton (Groot-Brittannië) op 25 maart 2003 (p. 342 en 343).
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige06] d.d. 19 november 2003, opgemaakt door [verbalisant03] en[verbalisant04] (p. 89).
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige06] d.d. 19 november 2003, opgemaakt door [verbalisant03] en[verbalisant04] (p. 91).
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige06] d.d. 19 november 2003, opgemaakt door [verbalisant03] en[verbalisant04] (p. 93).
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige06] d.d. 19 november 2003, opgemaakt door [verbalisant03] en[verbalisant04] (p. 94).
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige06] d.d. 19 november 2003, opgemaakt door [verbalisant03] en[verbalisant04] (p. 93).
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige06] d.d. 17 februari 2001, opgemaakt door rechtercommissaris [verbalisant01] .
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige04] in Sutton (Groot-Brittannië) op26 maart 2003 (p. 293 t/m 295) en een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige05] in Sutton (Groot-Brittannië) op 25 maart 2003 (p. 334 t/m 337).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige04] in Sutton (Groot-Brittannië) op26 maart 2003 (p. 296 t/m 299).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige04] in Sutton (Groot-Brittannië) op26 maart 2003 (p. 299 en 300) en een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige05] inSutton (Groot-Brittannië) op 25 maart 2003 (p. 339).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige04] in Sutton (Groot-Brittannië) op26 maart 2003 (p. 301 t/m 307).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige05] in Sutton (Groot-Brittannië) op 25 maart 2003 (p. 33 7).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige05] in Sutton (Groot-Brittannië) op 25 maart 2003 (p. 338 en 339).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige05] in Sutton (Groot-Brittannië) op 25 maart 2003 (p. 342 en 343).
Een proces-verbaal inhoudende het financieel rapport d.d. 14 juli 2006 (p. 22).
Een proces-verbaal inhoudende het financieel rapport d.d. 14 juli 2006 (p. 30).
Een proces-verbaal inhoudende het financieel rapport d.d. 14 juli 2006 (p. 32).
Een geschrift, te weten een Nederlandse weergave van het verhoor van [getuige03] door de lsraëlische politie op15 januari 2002 (p. 126 t/m 128 en 134).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige04] in Sutton (Groot-Brittannië) op26 maart 2003 (p. 298) en een geschrift, te weten een uitwerking van een verhoor van [getuige05] in Sutton(Groot-Brittannië) op 25 maart 2003 (p. 341 ).
Een proces-verbaal van verhoor [getuige02] d.d. 15 juni 2001 (p. 64 en 65).
Een proces-verbaal inhoudende het financieel rapport d.d. 14 juli 2006 (p. 34).
Een proces-verbaal inhoudende het financieel rapport d.d. 14 juli 2006 (p. 34).
Een proces-verbaal van verhoor [getuige02] d.d. 14 juni 2001 (p. 63).