HR, 13-02-2024, nr. 21/03249
ECLI:NL:HR:2024:191
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-02-2024
- Zaaknummer
21/03249
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:191, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑02‑2024; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2021:4484
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1227
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑02‑2024
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit soortgelijke feiten a.b.i. art. 36e.2 (oud) Sr na veroordeling t.z.v. in- en uitvoer van grote hoeveelheden Xtc-pillen. 1. Afwijzing van een bij appelschriftuur gedaan en op tz. in hoger beroep gehandhaafd getuigenverzoek op de grond dat niet aannemelijk is dat getuigen binnen aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord. Kon hof bij vaststelling van w.v.v. gebruik maken van eerder afgelegde verklaringen van getuigen? 2. Blijkt uit ’s hofs uitspraak aan welke feiten en omstandigheden het hof voldoende aanwijzingen heeft ontleend dat betrokkene soortgelijke feiten heeft begaan? 3. Redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep. Kon hof volstaan met vermindering van betalingsverplichting met € 20.000? HR: art. 81.1 RO. Vervolg op HR:2010:BM0285 (strafzaak).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/03249 P
Datum 13 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 21 juli 2021, nummer 23-005147-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de betrokkene.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsvrouw van de betrokkene en D.W.E. Sternfeld, advocaat te Amsterdam, hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde betalingsverplichting van € 2.960.102.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- vermindert het te betalen bedrag in die zin dat de hoogte daarvan € 2.955.102 bedraagt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2024.