Hof Den Haag, 19-01-2016, nr. 200.180.172/01
ECLI:NL:GHDHA:2016:613
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
19-01-2016
- Zaaknummer
200.180.172/01
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:613, Uitspraak, Hof Den Haag, 19‑01‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:731, Niet ontvankelijk
Uitspraak 19‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling. Niet nakomen van de informatie- en sollicitatieverplichting. Appellant al eerder in de gelegenheid gesteld een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting te compenseren door middel van een verlenging.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.180.172/01
Insolventienummer rechtbank : C/10/13/1103 R
arrest van 19 januari 2016
inzake
[appellant],
wonende te Capelle aan den IJssel,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. Y.L. Chan te Rotterdam.
Het geding
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 december 2013 is ten aanzien van [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Deze schuldsaneringsregeling is op voordracht van de rechter-commissaris beëindigd bij vonnis van deze rechtbank van 5 november 2015. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij het op 13 november 2015 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met producties). Bij brieven van 3 december 2015 en 7 januari 2016 is nog een aantal producties aan het hof toegezonden. Bij brief van 9 december 2015 heeft K. Vieira Pereira-Boer, de bewindvoerder, de openbare verslagen aan het hof toegezonden en bij brief van 31 december 2015 haar reactie op het beroepschrift.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. Aldaar zijn verschenen: mr. Chan namens [appellant] en P.L. Voinic namens de bewindvoerder.
De beoordeling van het hoger beroep
1. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] beëindigd op grond van het oordeel (i) dat hij een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c Fw).
2. De grieven en argumenten van [appellant] kunnen als volgt worden samengevat.
Ten onrechte is de rechtbank van oordeel dat het door [appellant] niet nakomen van de verplichtingen een dusdanige tekortkoming is, dat deze dient te leiden tot de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. [appellant] is van mening dat hij wel degelijk heeft voldaan aan de uit die regeling voortvloeiende informatie- en sollicitatieplicht. Naar zijn zeggen heeft [appellant] de door de bewindvoerder verzochte stukken persoonlijk afgegeven op het kantoor van de bewindvoerder.
[appellant] heeft verder aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan de mogelijkheid om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen.
3.De bewindvoerder heeft verklaard dat [appellant] niet aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling heeft voldaan. Zo is [appellant] de informatie- en sollicitatieverplichting niet naar behoren nagekomen en heeft hij sinds 29 december 2014 geen afdrachten aan de boedel gedaan. Vanwege het ontbreken van de relevante informatie is het niet mogelijk gebleken de juiste stand van de boedel te berekenen. Daarnaast heeft Zilveren Kruis Achmea de bewindvoerder laten weten dat er een nieuwe schuld is ontstaan van € 252,25 inzake premie, zorg- en incassokosten over de periode januari 2015 tot en met oktober 2015.Ter zitting van het hof heeft de bewindvoerder verklaard dat de door [appellant] in hoger beroep overgelegde informatieformulieren over de maanden augustus tot en met december 2015 onvolledig zijn en dat de overgelegde computeruitdraaien van vacatures over de maanden augustus tot en met december 2015 niet zijn aan te merken als bewijzen van voldoende gemotiveerde sollicitaties.
Tot slot heeft de bewindvoerder verklaard dat de duur van deze schuldsanering reeds met zes maanden is verlengd omdat [appellant] zich in 2014 naar het oordeel van de rechter-commissaris onvoldoende had ingespannen om werk te vinden. Deze verlenging is vruchteloos gebleken omdat [appellant] zich wederom niet heeft gehouden aan de inspanningsverplichting. De bewindvoerder heeft het hof dan ook geadviseerd de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet (nogmaals) te verlengen.
4. Vooropgesteld wordt dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Daartoe overweegt het hof het volgende. [appellant] heeft sinds 29 december 2014 geen enkele afdracht aan de boedel verricht. Daarnaast heeft [appellant] een onvoldoende actieve houding getoond ten aanzien van de informatieverzoeken van de bewindvoerder. Op dit moment ontbreken nog de (volledige) inlichtingenformulieren van februari 2015 en vanaf april 2015 tot heden, inkomensspecificaties vanaf februari 2015 tot heden, de huurspecificatie per 1 juli 2015, een kopie beschikking Huurtoeslag 2014 en bankafschriften van de betaalrekening vanaf maart 2015 tot heden. Als gevolg van het ontbreken van de daartoe benodigde stukken is het voor de bewindvoerder niet mogelijk gebleken de juiste stand van de boedel te berekenen. Dat, zoals door [appellant] is gesteld, hij deze stukken en informatie wèl heeft doen toekomen aan de bewindvoerder is niet aangetoond en is evenmin aannemelijk geworden. Ook met de overgelegde verklaring van [vriendin] levert [appellant] hiervan nog geen begin van bewijs.
Verder is gebleken dat [appellant] in februari 2015 en gedurende de periode van april 2015 tot heden heeft nagelaten sollicitatiebewijzen die voldoen aan de daaraan te stellen eisen aan de bewindvoerder te doen toekomen. Hiervan valt [appellant] een ernstig verwijt te maken. Op 12 augustus 2014 is immers de looptijd van de schuldsaneringsregeling met zes maanden verlengd teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen een eerdere tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting te compenseren. Desondanks is [appellant] de sollicitatieplicht (wederom) niet naar behoren nagekomen. De door [appellant] in hoger beroep overgelegde computeruitdraaien kunnen niet worden aangemerkt als bewijzen van voldoende gemotiveerde sollicitaties en kunnen derhalve niet leiden tot de conclusie dat hij wel aan zijn sollicitatieverplichting heeft voldaan.
Genoemde tekortkomingen – tezamen alsook afzonderlijk – staan aan voortzetting van de schuldsaneringsregeling in de weg. Alle omstandigheden in aanmerking nemende, kan niet worden gezegd dat het gaat om tekortkomingen die vanwege de bijzondere aard of geringe betekenis ervan, buiten beschouwing kunnen worden gelaten.
Gegeven de aard en ernst van de tekortkomingen is een eventuele (verdere) verlenging van de regeling niet aan de orde, overigens ook omdat niet aannemelijk is geworden dat de verplichtingen dan wel naar behoren zullen worden nagekomen.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te wordenbekrachtigd.
De beslissing
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 november 2015.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J. Frikkee, H.J. Vetter en M.J.W. Schollen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.