Rb. 's-Hertogenbosch, 04-03-2009, nr. 01/889008-08
ECLI:NL:RBSHE:2009:BH4597, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
04-03-2009
- Zaaknummer
01/889008-08
- LJN
BH4597
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2009:BH4597, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 04‑03‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2010:BL8623, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2012:BX9271, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 04‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Gevangenisstraf van 7 jaar voor aandeel in poging tot diefstal van hennep uit woning (in vereniging), waarbij na betrapping vuurwapengeweld wordt gebruikt tegen personen. Een persoon vindt daarbij de dood. Niet bewezen dat verdachte heeft geschoten. Bewijsoverweging omtrent aanwezigheid van verdachte; combinatie van technisch bewijs en getuigenbewijs. Van de zijde van de dieven zijn twee vuurwapens gebruikt. Verdachte heeft zich er in de gegeven omstandigheden rekenschap van moeten hebben gegeven dat bij betrapping de kans op het gebruik van zwaar geweld reëel was en dat als gevolg van dergelijk geweld een of meer personen de dood zouden kunnen vinden. Opzet bewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889008-08
Datum uitspraak: 04 maart 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1986,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 februari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 mei 2008. Deze dagvaarding vermeldt een voorlopige tenlastelegging als bedoeld in artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 februari 2009 overeenkomstig de artikelen 313 en 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Aan verdachte is met inbegrip van deze wijziging tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 09 januari 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een wapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten de (poging tot) diefstal van een hoeveelheid hennepplanten en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
[artikel 288/287 van het Wetboek van Strafrecht]
en/of
dat hij op of omstreeks 09 januari 2008 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of een of meer andere
perso(o)n(en) van het leven te beroven, met dat opzet met een wapen een of meer kogels heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten de (poging) diefstal van een hoeveelheid hennepplanten en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
[artikel 288/287i.v.m. 45 van het Wetboek van Strafrecht]
subsidiair
hij op of omstreeks 09 januari 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid hennepplanten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die hennepplanten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het met een of meer wapen(s) afvuren van een of meer kogels op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
[artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair
hij op of omstreeks 09 januari 2008 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid hennepplanten, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
een deur van een woning aan de [adres] te Eindhoven heeft opengebroken en/of die woning is binnen gegaan en/of een hoeveelheid hennepplanten heeft afgeknipt en/of een hoeveelheid hennepplanten in zakken heeft verzameld en/of
een hoeveelheid zakken gevuld met hennepplanten in en/of nabij die woning heeft klaar gezet om mee te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het met een of meer wapen(s) afvuren van een of meer kogels op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en),
welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
[artikel 312i.v.m. 45 van het Wetboek van Strafrecht]
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen1 en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 09 januari 2008 bevindt zich op het adres [adres] te Eindhoven een in werking zijnde hennepkwekerij2. Deze kwekerij wordt beveiligd middels een gsm-alarmsysteem. Op 09 januari 2008 om 21.14 uur wordt dit systeem geactiveerd. Om 21.15 uur belt het systeem uit naar het mobiele telefoonnummer van [slachtoffer 1]3. [slachtoffer 1] begeeft zich met [slachtoffer 2] naar voornoemd adres4. Even voor 22.00 uur horen buurtbewoners meerdere schoten. Een buurtbewoner meldt als exact tijdstip 21.58 uur5.
Om 21.59 uur wordt er vanaf telefoonnummer [nummer] (een KNP prepaid nummer6) via zendmast [mast] (Cell ID [nummers]) gebeld naar de mobiele telefoon die in gebruik is bij [broer medeverdachte], zijnde de broer van medeverdachte [medeverdachte]7. Om 22.05 uur belt [broer medeverdachte] vanaf de [adres] met 112 en meldt de schietpartij8.
Wanneer de politieambtenaren arriveren treffen zij het navolgende aan. De beschermkap van het rolluik van de achterdeur van de woning is verwijderd. Het bovenlicht boven de achterdeur is niet afgesloten. De cilinder van de voordeur en van de achterdeur zijn van binnenuit afgebroken9.
Voor de woning wordt een zwarte rugzak aangetroffen met daarin diverse soorten gereedschap, waaronder een verstelbare moersleutel10. De aangetroffen werktuigsporen op de profielcilinders zijn veroorzaakt door de aangetroffen moersleutel11.
In de woning staat een aantal vuilniszakken gevuld met afgeknipte hennepplanten12. Er wordt een plastic tas aangetroffen met daarin drie rollen vuilniszakken van dezelfde kleur als de gevulde zakken13. Op de sluitstrip van een van deze rollen bevindt zich een vingerafdruk van verdachte [verdachte]14. Direct naast de tuinmuur van het perceel staat een lege bestelbus geparkeerd, waarvan de laadruimte niet is afgesloten15 en die toebehoort aan verdachte [verdachte]16. In deze bestelbus wordt een vingerafdruk van verdachte [verdachte] aangetroffen17. Tevens wordt in de bestelbus een geurmonster veiliggesteld18. Bij een geuronderzoek met behulp van een politiespeurhond stelt de hond een geurovereenkomst vast tussen verdachte [verdachte] en het geurmonster19.
In de achtertuin van de woning treft de politie het levenloze lichaam van [slachtoffer 1]20. [slachtoffer 1] is overleden aan de gevolgen van schotletsel21. Hij heeft nadat hij was geraakt niet meer kunnen lopen22 en is direct in elkaar gezakt23. In zijn lichaam wordt een kogelpunt met een diameter van vermoedelijk 9 mm aangetroffen24. Hij is van dichtbij neergeschoten, de schietafstand bedraagt tussen 0.25 meter en 1.50 meter25. In de auto waarmee [slachtoffer 1] reed worden afstandbedieningen aangetroffen waarmee de rolluiken van de woning kunnen worden bediend26, in zijn kleding de sleutels van de woning27. Naast het lichaam wordt een linkerhandschoen aangetroffen28 met daarop schotresten29 en binnenin het DNA van verdachte [medeverdachte]30. Een bijpassende rechterhandschoen wordt op het terras ter hoogte van de achterdeur van de woning aangetroffen31. Deze handschoenen vertonen een nopjesprofiel dat ook is te vinden op vuilniszakken in de woning32. In de tuin worden meerdere hulzen en kogelpunten aangetroffen van verschillend kaliber en een patroonhouder. Bij de achterdeur bevindt zich een aantal 9 mm hulzen, in de directe nabijheid van het stoffelijk overschot ligt een 9 mm huls en een patroonhouder met 9 mm patronen. Achter in de tuin en een stukje in de brandgang bevindt zich een aantal 7.65 mm hulzen. Op de openbare weg in de directe omgeving worden twee 9 mm hulzen gevonden. De 9 mm hulzen zijn te onderscheiden in twee soorten: 9x19 mm Luger en 9x17 mm Browning Court.33 De hulzen met kaliber 7.65 mm zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afkomstig uit het wapen van [slachtoffer 2]34.
Het standpunt van de officier van justitie (zakelijk en verkort weergegeven).
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een rol heeft gehad bij het gepleegde vuurwapengeweld.
Het subsidiair tenlastegelegde is wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte bevond zich met anderen op 09 januari 2008 in de woning aan de [adres] te Eindhoven. Dit valt op te maken uit de aangetroffen vingerafdruk van verdachte op de wikkel van de vuilniszakken in de woning, de ter plaatse aangetroffen auto van verdachte, de aanwezigheid van zijn telefoon en de verklaring van getuige [getuige 1]. Verdachte en zijn mededaders waren bezig met het wegnemen van de in de woning aanwezige hennepplanten, toen zij werden gestoord door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Er was op dat moment reeds sprake van een voltooide diefstal aangezien meerdere planten waren afgeknipt, in vuilniszakken gedaan en klaargezet, waardoor zij feitelijk aan de heerschappij van de eigenaar waren onttrokken. Uit de omstandigheden van deze diefstal kan worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op het geweld dat op de diefstal is gevolgd en welk geweld de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg heeft gehad. Het handelt immers om een diefstal uit een professionele en forse hennepkwekerij, waarvan algemeen bekend is dat deze worden bewaakt met alarmsystemen en/of andere maatregelen. Het viel dus te verwachten dat de rippers konden worden overlopen door de eigenaar van de kwekerij. Het is eveneens algemeen bekend dat dit overlopen niet op zachtzinnige wijze plaatsvindt en daarbij de kans op (gebruik van) vuurwapens een reële mogelijkheid is. De rippersgroep was voorzien van minimaal twee verschillende vuurwapens en één schietvest. Verdachte is bekend met vuurwapenbezit. Bovendien blijkt uit niets dat verdachte zich aan het geweld heeft willen onttrekken.
Het standpunt van de verdediging (zakelijk en verkort weergegeven).
Verdachte heeft ter terechtzitting onder andere het navolgende verklaard. Hij is nog nooit in de [adres] in Eindhoven is geweest. Verdachte heeft onlangs zijn tuin opgeruimd en daarbij vuilniszakken gebruikt. De vuilniszakken die hij overhield, heeft hij in zijn auto gelegd. Meerdere personen maken regelmatig gebruik van zijn bestelauto, die om deze reden altijd onafgesloten bij zijn woning staat geparkeerd met de sleutels in het contactslot. De telefoon met nummer [nummer] is niet van verdachte. De relatie van verdachte met zijn vriendin [vriendin] was al voor 09 januari 2008 verbroken en mogelijk was er een andere man met wie zij veel belde.
De raadsman van verdachte voert aan dat de verklaring die verdachte geeft met betrekking tot de vingerafdruk op de wikkel van de vuilniszakken wordt ondersteund door het feit dat er slechts één vingerafdruk op de wikkel is aangetroffen. De afdrukken van de andere vingers zijn klaarblijkelijk gewist door later, ander gebruik. De vingerafdruk is op de wikkel gekomen toen verdachte kennelijk geen handschoenen droeg. Als hij in de woning aanwezig is geweest, zonder handschoenen, zouden er meer vingerafdrukken van hem in de woning zijn aangetroffen en dat is niet het geval. Gelet op de verklaring van verdachte betekent het feit dat zijn auto ter plaatse is aangetroffen niet dat verdachte ook ter plaatse is geweest.
Niet valt uit te sluiten dat de bron van veel CIE-informatie dezelfde persoon is of dat het gaat om mensen die verdachte en de heer [medeverdachte] slecht gezind zijn.
Meerdere verhoren van getuigen zijn in strijd met de richtlijnen buiten de band afgelegd. Getuige [getuige 1] heeft tegenover de politie buiten de band een voor verdachte belastende verklaring afgelegd maar zij heeft daarna onder ede steeds een andere verklaring afgelegd en heeft daarbij geen enkele maal bevestigd dat verdachte degene is geweest die kort na het voorval bij haar op het raam heeft getikt. Het tikken op het raam heeft bovendien geen directe relatie met het schietincident. Door getuige [getuige 1] vervolgens te bestempelen als verdachte van meineed werd zij aan de verdediging onttrokken om als getuige te kunnen worden gehoord. Het openbaar ministerie was hiertoe wel gerechtigd maar er kunnen vraagtekens geplaatst worden bij de opportuniteit van deze beslissing. De mogelijke meineed van [getuige 1] valt in het niet bij het belang van een mogelijk waarachtige verklaring omtrent haar wetenschap wie de bewuste avond bij haar op de ramen heeft geklopt. Er is geen reconstructie geweest. Het proces-verbaal van bevindingen omtrent de belastende uitlating van [getuige 1] is pas vier dagen later opgemaakt. Dit wekt bevreemding.
Er is geen enkel objectief bewijsmiddel dat verdachte tot bezitter van het toestel met telefoonnummer [nummer] maakt. Verdachte had in de periode van half december 2007 tot 09 januari 2008 geen relatie met [vriendin]. Haar veelvuldig telefonisch contact met genoemd telefoonnummer kan te maken hebben met de contacten die zij in die tijd had met een andere man.
Op basis van het dossier laten zich heel wat meer scenario’s schetsen dan het scenario van de officier van justitie. Het is onduidelijk hoeveel personen bij het incident zijn betrokken, wie erbij zijn betrokken en op welke manier. Verdachte was er niet bij.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat zij van oordeel is dat niet kan worden gesproken van een voltooide diefstal. De zakken met hennepplanten bevonden zich nog in de woning waar zij kort daarvoor waren afgesneden en daarom kan niet worden gezegd dat deze goederen al volledig in de beschikkingsmacht van de daders waren.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaat dat op de avond van 09 januari 2008 is ingebroken in de woning aan de [adres] te Eindhoven en dat daar hennepplanten zijn afgeknipt en in zakken gedaan met de kennelijke bedoeling om deze weg te nemen met behulp van de klaarstaande lege bestelbus. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij bij het betreden van de achtertuin van deze woning drie verschillende personen heeft gezien35. Voor zover de verklaring die [slachtoffer 2] over het schietincident heeft afgelegd controleerbaar is, wordt deze volledig ondersteund door het sporenbeeld op de plaats delict. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 2] daarom betrouwbaar. De geloofwaardigheid van [slachtoffer 2] wordt bovendien versterkt door het feit dat zijn verklaring voor hemzelf belastend is en deze verklaring is afgelegd toen hem het sporenbeeld niet (exact) bekend was. Hetgeen [slachtoffer 2] verklaart over de plaats van de schutter in de tuin wordt bevestigd door het technische sporenbeeld.
Verdachte ontkent dat hij ooit in de desbetreffende woning is geweest. In het onderzoek ter terechtzitting zijn echter feiten en omstandigheden naar voren gekomen die een verband leggen tussen verdachte en het delict. Er is in dit verband een aantal bewijsmiddelen dat nadere bespreking verdient.
De verklaring van getuige [getuige 1].
Getuige [getuige 1] woont in een straat die parallel loopt aan de [adres]. Zij heeft verklaard dat verdachte, ongeveer drie minuten nadat zij knallen heeft gehoord, op een raam van haar woning heeft geklopt en heeft geroepen dat een ambulance moest worden gebeld36’37. Deze voor verdachte belastende verklaring is in afwijking van de interne voorschriften niet op band vastgelegd. Dit betekent echter niet dat deze verklaring om die reden geen bewijswaarde kan hebben; het is aan de rechtbank om dit aspect te beoordelen. De verklaring is opgetekend door twee verbalisanten die hiervan op ambtseed en ambtsbelofte een proces-verbaal hebben opgemaakt. Beide verbalisanten zijn bij de rechter-commissaris gehoord in aanwezigheid van de verdediging. Er zijn geen aanwijzingen dat de opname-apparatuur met vooropgezet plan door de verbalisanten werd opgeborgen of dat verbalisanten twijfelen aan hetgeen zij hebben opgeschreven. Het tijdsverloop tussen het afleggen van de verklaring op 02 april 2008 en het opmaken van het proces-verbaal op 07 april 2008 wordt verklaard in een opmerking van de verbalisanten onderaan het proces-verbaal: verbalisanten waren in verband met het welzijn van de getuige terughoudend met het opmaken van dit proces-verbaal en hebben dit pas gedaan nadat zij hiertoe opdracht hadden gekregen van de officier van justitie. De officier van justitie heeft dit ter terechtzitting bevestigd. Onder deze omstandigheden is de beslissing van de officier van justitie om bij de rechter-commissaris een proces-verbaal van meineed te laten opmaken juist in het belang van de waarheidsvinding in deze zaak. Van enige bedoeling om de verdediging te belemmeren is in het geheel niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal inhoudende de verklaring van [getuige 1] dat verdachte de persoon is die na het schietincident bij haar op het raam heeft geklopt een betrouwbare en gedetailleerde weergave is van hetgeen deze getuige heeft verklaard. De inhoud van deze verklaring wordt voorts bevestigd door de verklaring van [getuige 2] bij de politie38 en later ook bij de rechter-commissaris39 dat [getuige 1] dit aan haar had verteld.
Het gebruik van telefoonnummer [nummer].
Indien men op en in de directe omgeving van de plaats delict een telefoongesprek voert via het KPN GSM-netwerk is het logisch dat de aanvang van het gesprek plaatsvindt via het 900 serving-basisstation 49802 en tijdens het gesprek wordt overgeschakeld naar het 1800 serving-basisstation 6163440.Uit het buurtonderzoek kan worden vastgesteld dat het tijdstip waarop is geschoten omstreeks 21.58 uur ligt41. Om 21.59 uur wordt er vanaf KPN prepaid telefoonnummer [nummer] via zendmast [mast] (Cell ID [nummers]) gebeld naar de mobiele telefoon die in gebruik is bij [broer medeverdachte], zijnde de broer van medeverdachte [medeverdachte]42. [broer medeverdachte] heeft verklaard dat iemand hem toen in paniek vertelde dat zijn broer [medeverdachte] was doodgeschoten43. Getuige [getuige 3] was aanwezig bij dit telefoongesprek en bevestigt dat [broer medeverdachte] dit tegen hem vertelde en dat hij in paniek was44. Er zijn geen meldingen van andere schietpartijen binnen het bereik van genoemde zendmast op die datum en dat tijdstip. De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat degene die [broer medeverdachte] op dat moment belde bij de schietpartij aan de [adres] aanwezig moet zijn geweest.
Verdachte heeft verklaard dat het toestel met nummer [nummer] niet van hem is. Onderzoek heeft aangetoond dat vanaf dit telefoonnummer in de periode vanaf medio december 2007 tot en met 09 januari 2008 bijna dagelijks meerdere malen is gebeld naar het telefoonnummer van [vriendin], zijnde de partner van verdachte45. Verdachte heeft gesteld dat zijn relatie met [vriendin] op dat moment was verbroken en dat zij contact had met een andere man. De politie heeft echter geconstateerd dat genoemd telefoonnummer in een telefoontoestel van [broer medeverdachte], zijnde de vader van [vriendin], staat opgeslagen onder de naam [voornaam]46, zijnde de voornaam van verdachte. Hieruit leidt de rechtbank af dat genoemd telefoonnummer aan verdachte toebehoort.
De auto van verdachte en de vingerafdruk van verdachte op de wikkel van de vuilniszakken.
De auto van verdachte is aangetroffen direct naast de tuinmuur bij de woning. In de woning is voorts een vingerafdruk aangetroffen van verdachte op de wikkel van een rol vuilniszakken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij vuilniszakken heeft gebruikt bij werkzaamheden rondom zijn woning. De niet-gebruikte rollen vuilniszakken zou hij daarna in zijn auto hebben gelegd. Deze auto werd door meerdere personen in zijn omgeving gebruikt en ieder van hen kan met de auto naar de plaats delict zijn gereden.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig gelet op de hiervoor genoemde andere bewijsmiddelen die aantonen dat verdachte ter plaatse was ten tijde van het schieten. De aanwezigheid van zijn auto en de geur- en vingersporen bevestigen dit beeld en versterken dit.
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, vast dat verdachte die bewuste avond in de genoemde woning aanwezig is geweest en deel uitmaakte van het groepje dieven.
Het leeg stelen van een hennepkwekerij, in meer populair spraakgebruik aangeduid als “rippen”, is tegenwoordig een gevaarlijke bezigheid. Meer dan eens blijkt dat de personen die een dergelijke grote kwekerij opgezet hebben deze op een of andere manier bewaken en zo nodig bereid zijn deze diefstal met (fors) geweld te voorkomen. Verdachte en zijn mededaders waren kennelijk ook bereid tot en voorbereid op (vuurwapen)geweld: zij hadden zich immers bewapend met (ten minste) twee vuurwapens. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] en het technisch sporenbeeld blijkt dat er met tenminste twee vuurwapens daadwerkelijk is geschoten in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 1] van dichtbij met een vuurwapen is doodgeschoten.
Verdachte moet er zich in de gegeven omstandigheden tenminste rekenschap van hebben gegeven dat bij betrapping de kans op het gebruik van zwaar geweld reëel was en dat als gevolg van dergelijk geweld een of meer personen de dood zouden kunnen vinden. De rechtbank acht dan ook aan de zijde van verdachte opzet bewezen op het gebruik van geweld door hemzelf of zijn mededaders, gericht op de persoon of personen die hen zouden kunnen betrappen bij/tijdens het plegen van de diefstal.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 09 januari 2008 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid hennepplanten, toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
een deur van een woning aan de [adres] te Eindhoven heeft opengebroken en die woning is binnen gegaan en een hoeveelheid hennepplanten heeft afgeknipt en een hoeveelheid hennepplanten in zakken heeft verzameld en een hoeveelheid zakken gevuld met hennepplanten in die woning heeft klaar gezet om mee te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal
werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het met een of meer wapen(s) afvuren van een of meer kogels op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ter zake van het subsidiair tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De in beslag genomen bestelauto dient te worden verbeurd verklaard.
Bij het formuleren van zijn eis heeft de officier van justitie in het bijzonder rekening gehouden met het feit dat verdachte deel uitmaakt van een groepje professionele en gevaarlijke criminelen, de voorspelbaarheid van een confrontatie, het feit dat op voorhand was in te schatten dat een confrontatie tot zeer grof geweld zou leiden, met het feit dat over en weer met vuurwapens is geschoten, ook op straat midden in een woonwijk, het feit dat er een mens is gedood en verdachte op geen enkele manier blijk geeft van spijt.
Een afschrift van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over een eventuele strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder het navolgende overwogen.
Verdachte heeft deelgenomen aan een uiteindelijk uiterst gewelddadig verlopen diefstal waarbij midden in een woonwijk, ook op straat, meerdere schoten zijn gelost en waarbij een jonge man in de bloei van zijn leven is overleden. [slachtoffer 1] is beroofd van zijn kostbaarste bezit, zijn leven. Verdachte en zijn mededaders hebben onherstelbaar leed berokkend aan de nabestaanden en vrienden van dit slachtoffer. Dit is hen zeer kwalijk te nemen.
Bepaalde delen van de kweek van en handel in hennep is tegenwoordig verweven met de wereld van de zware criminaliteit, waarbij ook vuurwapengeweld geen uitzondering is. Dit is een zeer ongewenste ontwikkeling die met kracht – en dus met een stevige justitiële reactie - dient te worden bestreden. Een langdurige gevangenisstraf is dan ook op zijn plaats.
De rechtbank weegt het onder subsidiair tenlastegelegde even zwaar als het onder meer subsidiair bewezenverklaarde. Zij zal echter een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is:
met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
DE UITSPRAAK
Ten aanzien van primair en subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van meer subsidiair:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen, en de schuldige zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, en het feit de dood
ten gevolge heeft
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
Gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: bedrijfsauto
[kenteken] Volkswagen bestel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. H.F. van Kregten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 4 maart 2009.
mr. Van Kregten is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
[voetnoten 1 tot en met 46]