Einde inhoudsopgave
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2015
Artikel 48
Geldend
Geldend vanaf 31-03-2015
- Bronpublicatie:
22-01-2015, Stcrt. 2015, 2448 (uitgifte: 06-02-2015, regelingnummer: WJZ/15000929)
- Inwerkingtreding
31-03-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-03-2015, Stcrt. 2015, 9096 (uitgifte: 30-03-2015, regelingnummer: WJZ/15024397)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Energierecht (V)
1.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit, geproduceerd door een bestaande productie-installatie waarvoor op grond van de MEP of OV-MEP subsidie van meer dan € 0,– is ontvangen en waarvoor op het moment van aanvraag de subsidieperiode op grond van voorgenoemde subsidieregelingen ten minste 7 jaar daarvoor is aangevangen:
- a.
waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 20% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt; of
- b.
waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 20% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt.
2.
Indien de aanvrager in aanvulling op de subsidie op grond van de MEP of OV-MEP, subsidie heeft ontvangen op grond van artikel 116 van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012, artikel 72 van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013, artikel 72 van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014, of artikel 44 van deze regeling, eindigt de subsidieperiode van deze subsidie in ieder geval op het moment dat de subsidieperiode van de subsidie verstrekt op grond van het eerste lid aanvangt.