Einde inhoudsopgave
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2015
Artikel 44
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
07-12-2021, Stcrt. 2021, 46072 (uitgifte: 09-12-2021, regelingnummer: WJZ/ 21054508)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2021, Stcrt. 2021, 46072 (uitgifte: 09-12-2021, regelingnummer: WJZ/ 21054508)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Energierecht (V)
1.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de productie van hernieuwbare warmte die voor het eerst nuttig wordt aangewend aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte die de hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte produceert door middel van:
- a.
een productie-installatie waarmee elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting;
- b.
een productie-installatie waarmee elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest of door middel van vergisting op een landbouwbedrijf van uitsluitend plantaardige stoffen vermeld onder de categorieën A tot en met G1 onder categorie 1 van Bijlage Aa, onderdeel IV van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, of
- c.
een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa.
2.
Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid, onderdeel c, draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de richtlijn (EU) 2018/2001.