BNB 2019/101
Loon vorderbaar en inbaar. Mogelijkheid verrekening loonvordering met schuld aan werkgever. Afdoening met art. 81 lid 1 Wet RO in afwijking conclusie A-G
HR 15-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:364, m.nt. A.O. Lubbers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 maart 2019
- Magistraten
Mrs. De Groot, Fierstra, Wortel, Beukers-van Dooren, Cools
- Zaaknummer
17/04336
- Conclusie
A-G Niessen
- Noot
A.O. Lubbers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS54736:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Aangifte
Loonbelasting / Inhoudingsplichtige
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:364, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1381, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 14‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑12‑2018
- Wetingang
Art. 3.146 lid 1 Wet IB 2001; art. 81 lid 1 Wet RO
Essentie
Loon vorderbaar en inbaar. Mogelijkheid verrekening loonvordering met schuld aan werkgever. Afdoening met art. 81 lid 1 Wet RO in afwijking conclusie A-G
Samenvatting
Voortzetting zaak HR, BNB 2017/13*.
Belanghebbende is directeur, (middellijk) enig aandeelhouder en enig werknemer van een BV. Op zijn loon is geen loonheffing ingehouden. In HR, BNB 2017/13* is geoordeeld dat het bedrag van de over een brutoloon verschuldigde loonheffing door de werknemer als loon wordt genoten door de inhouding daarvan door de werkgever. Als inhouding achterwege blijft, wordt het loon in zoverre niet door de werknemer genoten. Dit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.