Rb. Zeeland-West-Brabant, 14-06-2018, nr. AWB 17, 6613
ECLI:NL:RBZWB:2018:3700
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
14-06-2018
- Zaaknummer
AWB 17_6613
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2018:3700, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14‑06‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2022:354, Niet ontvankelijk
- Vindplaatsen
JBO 2018/266 met annotatie van mr. drs. D. van der Meijden
Uitspraak 14‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 augustus 2017 (bestreden besluit) van de minister waarbij aan eiseres bestuurlijke boetes zijn opgelegd op grond van de Meststoffenwet (Msw).
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/6613 WET
uitspraak van 14 juni 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (voorheen: de Staatssecretaris van Economische Zaken), verweerder.
Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 augustus 2017 (bestreden besluit) van de minister waarbij aan eiseres bestuurlijke boetes zijn opgelegd op grond van de Meststoffenwet (Msw).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 22 maart 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger eiseres 1] en [vertegenwoordiger eiseres 2] . De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.J. Kram.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.
Overwegingen
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft een melkveebedrijf aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Bij brief van 2 november 2016 heeft de minister eiseres meegedeeld dat hij heeft gecontroleerd of eiseres de wet- en regelgeving van het Mestbeleid naleeft en dat hij over 2014 een drietal overtredingen heeft vastgesteld.
Eiseres heeft de gebruiksnorm dierlijke meststoffen met 5.853 kilogram overschreden.
Eiseres heeft de gevraagde ‘Aanvullende Gegevens Landbouwbedrijven (AGL)’ niet naar waarheid aangeleverd.
Eiseres heeft niet volledig een inzichtelijke administratie bijgehouden.
De minister heeft daarbij vermeld voornemens te zijn om bestuurlijke boetes aan eiseres op te leggen van in totaal € 41.471,=. Eiseres heeft naar aanleiding daarvan haar zienswijze naar voren gebracht.
Vervolgens heeft de minister bij besluit van 21 maart 2017 (primair besluit) aan eiseres bestuurlijke boetes voor de drie overtredingen opgelegd. De minister heeft de hoogte van de boete voor overtreding 1 gematigd. De totale boete bedraagt € 10.742,75.
Bij het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard. Omdat tussen de dagtekening van het boeterapport (2 maart 2016) en de oplegging van de bestuurlijke boete meer dan 26 weken zijn verstreken, is de boete voor overtreding 1 gematigd met € 1.024,28. De minister heeft daarbij opgemerkt dat, conform het matigingsbeleid, de opgelegde boetes voor de ‘administratieve overtredingen’ (overtreding 2 en 3) niet worden gematigd. De totale boete bedraagt na de matiging € 9.718,47.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het, ondanks de matiging, niet eens is met de opgelegde boete. Eiseres geeft aan dat de overtredingen niet met opzet zijn gepleegd. Omdat het louter om administratieve fouten gaat, wordt eiseres in haar beleving onevenredig benadeeld.
Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat haar beroep enkel gericht is tegen de boete die is opgelegd voor overtreding 1 (overschrijding gebruiksnorm dierlijke meststoffen).
3.1.
Ingevolge artikel 7 van de Meststoffenwet (Msw) is het verboden in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen.
Ingevolge artikel 8 van de Msw geldt het in artikel 7 gestelde verbod niet, indien de op of in de landbouwgrond gebrachte hoeveelheid meststoffen in het desbetreffende jaar geen van de volgende normen overschrijdt:
- a.
de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen;
- b.
de stikstofgebruiksnorm voor meststoffen;
- c.
de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen.
In artikel 9, eerste lid, van de Msw is bepaald, dat de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, 170 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond is.
In artikel 9, tweede lid, van de Msw is bepaald dat bij ministeriële regeling een hogere gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen kan worden vastgesteld, die van toepassing is in de gevallen en onder de voorwaarden en beperkingen, bepaald bij de regeling.
3.2.
Artikel 24, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling bepaalt dat de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de wet, 250 kilogram stikstof per hectare is van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen beschikbaar is.
Artikel 24, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling bepaalt in afwijking van het eerste lid dat de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de wet 230 kilogram stikstof per hectare is van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke mest beschikbaar is, indien de landbouwgrond is gelegen op zand- of lössgrond, bedoeld in Bijlage I bij het besluit, in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant of Limburg.
In artikel 24, derde lid, van de Uitvoeringsregeling is bepaald dat de in het eerste en tweede lid bedoelde gebruiksnormen uitsluitend van toepassing zijn:
- a.
op dierlijke meststoffen afkomstig van graasdieren; en
- b.
indien wordt voldaan aan elk van de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 25, 27 en 27a.
3.3.
Artikel 51 van de Msw bepaalt – voor zover van belang – dat Onze Minister een bestuurlijke boete kan opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 7, 34 en 35.
In artikel 57, eerste lid, van de Msw is bepaald dat, ingeval van overtreding van artikel 7, de bestuurlijke boete bedraagt:
- a.
€ 7 per kilogram stikstof waarmee de in artikel 8, onderdeel a, bedoelde gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen is overschreden, vermeerderd met
- b.
€ 7 per kilogram stikstof waarmee de in artikel 8, onderdeel b, bedoelde stikstofgebruiksnorm is overschreden, en vermeerderd met
- c.
€ 11 per kilogram fosfaat waarmee de in artikel 8, onderdeel c, bedoelde fosfaatgebruiksnorm is overschreden.
3.4.
Ingevolge artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
In artikel 5:46, eerste lid, van de Awb is bepaald, dat de wet de bestuurlijke boete bepaalt die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
In artikel 5:46, tweede lid, van de Awb is bepaald dat, tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan de bestuurlijke boete afstemt op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Awb niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
4. Door eiseres wordt niet betwist dat zij in 2014 niet aan de derogatievoorwaarden heeft voldaan, dat de verhoogde gebruiksnorm als bedoeld in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling in 2014 dus niet op eiseres van toepassing was en dat de minister bij de berekening van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen terecht is uitgegaan van de reguliere gebruiksnorm van 170 kilogram stikstof per hectare.
De minister heeft in het bestreden besluit gemotiveerd waarom de percelen natuurterrein, die eiseres van Staatsbosbeheer pacht, niet als landbouwgrond worden aangemerkt en dus ook niet kunnen worden meegenomen bij de berekening van de gebruiksnormen. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij het daarmee niet eens is, maar heeft geen argumenten gegeven die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid van de stelling van de minister. Dat betekent dat de minister terecht heeft geconstateerd dat eiseres in 2014 de gebruiksnorm dierlijke meststoffen heeft overtreden. In zoverre moet de minister dus bevoegd worden geacht om een bestuurlijke boete aan eiseres op te leggen.
5. Vervolgens dient de rechtbank de hoogte van de boete te toetsen. De hoogte van de boete is vastgesteld op basis van de boetebedragen die zijn neergelegd in artikel 57 van de Msw. Bij de vaststelling van de boetebedragen heeft de wetgever twee elementen gecombineerd: bestraffing van de overtreding en een als gevolg van de overtreding genoten economisch voordeel (Kamerstukken II 2004/05, 29 930, nr. 3, p. 125, 126). Gelet op artikel 5:46, derde lid, van de Awb wordt van het bij wettelijk voorschrift vastgestelde boetebedrag slechts afgeweken indien de boete in het concrete geval wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
De minister heeft in dit geval in de bijzondere omstandigheden al aanleiding gezien om het boetebedrag te matigen met 75%. Hierbij heeft de minister de oorzaak van de overtreding van belang geacht. Daarbij heeft de minister de boete in het bestreden besluit verder gematigd, in verband met de lange periode die heeft gezeten tussen de dagtekening van het boeterapport en het daadwerkelijk opleggen van de boete.
Eiseres vindt het vastgestelde boetebedrag, ondanks de matiging, te hoog. Zij stelt zich op het standpunt dat zij de overtreding niet met opzet heeft begaan en vindt dat zij met de opgelegde boete te zwaar wordt gestraft.
De rechtbank ziet in de beroepsgronden geen aanleiding voor een verdergaande matiging van de boete. De rechtbank is van oordeel dat de minister met de toegepaste matiging voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van het geval. De aard en de ernst van de overtreding zijn daarbij al meegewogen. De minister heeft in het verweerschrift naar het oordeel van de rechtbank terecht erop gewezen dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor een tijdige en volledige bemonstering en analyse van haar landbouwgrond. Voorts heeft zij de omstandigheid, dat eiseres geen financieel gewin heeft behaald uit de overtreding, in redelijkheid niet als een bijzondere omstandigheid aangemerkt. De minister heeft in dat verband erop gewezen dat de wetgever heeft bepaald dat de boete te allen tijde hoger moet zijn dan het eventueel als gevolg van de overtreding genoten financieel voordeel.
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.M. van Lanen, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.