RvdW 2014/1069
Het Hof heeft het betoog van verdachte kennelijk en niet onbegrijpelijk niet opgevat als een wrakingsverzoek.
HR 16-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2718
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 september 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
13/00732
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2718, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑09‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1544, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2014
Essentie
Het Hof heeft het betoog van verdachte kennelijk en niet onbegrijpelijk niet opgevat als een wrakingsverzoek.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 1 februari 2013, nummer 21/000651-12, in de strafzaak tegen: [Verdachte]. Adv. mr. J. Boksem, te Leeuwarden.
Conclusie
Conclusie A-G mr. P.C. Vegter:
1.
Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 20 december 2011 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, op 1 februari 2013 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek als bedoeld in art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.