NJ 2021/298
Verlenging van aan VI verbonden proeftijd o.g.v. art. 6:1:18 Sv niet onverenigbaar met art. 7 EVRM.
HR 15-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:850, m.nt. J.M. ten Voorde
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, M. Kuijer
- Zaaknummer
20/03947 CW
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
J.M. ten Voorde
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS291878:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:850, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:194, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑03‑2021
- Wetingang
Essentie
Verlenging van aan VI verbonden proeftijd o.g.v. art. 6:1:18 Sv is niet onverenigbaar met art. 7 EVRM, nu geen sprake is van wijziging van wetgeving t.a.v. de strafbaarstelling of -bedreiging. Toepassing daarvan op gevallen waarin de veroordeling van vóór 1 januari 2018 dateert is dus niet i.s.m. het in art. 7 EVRM vervatte legaliteitsbeginsel. Wel kunnen in een uitzonderlijk geval de bijzondere voorwaarden die het OM verbindt aan de verlengde proeftijd onverenigbaar zijn met art. 7 lid 1 EVRM.
Samenvatting
Art. 15c lid 3 (oud) Sr is gewijzigd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.