NJB 2020/1728:Is de Staat verplicht (zich in te spannen) om vrouwen en kinderen uit opvangkampen in Noord-Syrië terug te halen naar Nederland? Hoge Raad: 1. Rechtsmacht. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden heeft een staat rechtsmacht buiten zijn eigen grondgebied. Of dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen, moet steeds worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het voorliggende geval. 2. Bijzondere verantwoordelijkheid. Indien de mensenrechten van personen met de Nederlandse nationaliteit worden geschonden of dreigen te worden geschonden, is de Staat gehouden te beoordelen of hij zich in de omstandigheden van het geval kan en moet inspannen om deze schending te beëindigen of om de dreigende schending af te wenden. Naarmate de belangen die in het geding zijn zwaarder wegen, zal van de Staat meer mogen worden verwacht. 3. (Nationale) veiligheid en buitenlands beleid. Taak van de rechter. Op het gebied van (nationale) veiligheid en van buitenlands beleid komt de Staat een grote beleids- en beoordelingsruimte toe. Het is niet aan de rechter om deze afwegingen te maken. Hij moet zich bovendien terughoudend opstellen met betrekking tot de door de Staat gemaakte afwegingen. Het oordeel van het hof dat de Staat in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, is niet onbegrijpelijk. 4. Algemene aard van de belangenafweging. Het hof is van oordeel geweest dat de vrouwen en de kinderen in deze procedure alleen een beroep hebben gedaan op hun algemene belangen. Inzet van deze procedure is bovendien dat de kinderen niet zonder hun moeders worden gerepatrieerd. In deze procedure kon het hof slechts een belangenafweging maken die algemeen van aard is en die voor ieder van de vrouwen en de kinderen dezelfde is