Einde inhoudsopgave
Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021
Artikel 1.14 Stukken en voorwerpen die niet digitaal kunnen worden ingediend (artikel 8:36a, zesde lid, van de Awb)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
13-09-2023, Stcrt. 2023, 32442 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2023, Stcrt. 2023, 32442 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
Bestuursprocesrecht / Algemeen
1.
Originele stukken en voorwerpen die niet geschikt zijn om digitaal in te dienen, kunnen door partijen op een door de bestuursrechter meegedeelde wijze bij de griffie van de rechtbank worden gedeponeerd. Van het depot maakt de griffier een akte op, die in het digitaal dossier wordt opgenomen. Indien een andere partij verzoekt om inzage of een schouw stelt de bestuursrechter deze partij daartoe in beginsel in staat en bepaalt daarvoor de voorwaarden en het tijdstip. Indien vanwege de aard van het voorwerp depot bij de griffie niet in aanmerking komt, kan de bestuursrechter bepalen dat het voorwerp op een andere plaats wordt gedeponeerd. In de akte wordt die plaats vermeld.
2.
De indiening van audio- en video-opnames vindt plaats door deze bestanden op een gegevensdrager aan de griffie te verstrekken en door beschikbaarstelling van een kopie daarvan op een gegevensdrager met tussenkomst van de griffier aan de andere partijen. Van de verstrekking aan de griffie maakt de griffier een akte op, die in het digitaal dossier wordt opgenomen. In de bijlage wordt vermeld welke bestandsformaten worden toegelaten.