NJ 1957/159
Eigen waarneming van de rechter in eerste aanleg als bewijsmiddel in hoger beroep.
HR 04-12-1956, ECLI:NL:HR:1956:58, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 december 1956
- Magistraten
Mrs. Fick, Feber, van Berckel, Westerouen van Meeteren [Rapp.], Kazemier
- Zaaknummer
[041956/NJ_1957-159]
- Conclusie
Jhr. Mr. Dr. Van Asch van Wijck
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS136555:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1956:58, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑12‑1956
- Wetingang
(Sv art. 339.)
Essentie
Eigen waarneming van de rechter in eerste aanleg als bewijsmiddel in hoger beroep.
Samenvatting
De Rb. heeft, te rade gaande met haar bevindingen ter gelegenheid van den gehouden schouw, een vaststelling gegeven van den feitelijken toestand ter plaatse in verband met het aan de getuige S. overkomen ongeval. Onder die omstandigheden stond het aan het Hof vrij zijn beslissing omtrent de bewezenverklaring mede op evenbedoelde vaststelling te doen steunen, ook al berustte zij op de eigen waarneming van den eersten rechter.
Voorgaande uitspraak
Op de beroepen van 1. E. J. v. O., grondwerker, te G.; 2. C. J. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.