Bekendmaking inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen
Tekst
Geldend
Geldend vanaf 29-07-1968
- Redactionele toelichting
De datum van publicatie is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
29-07-1968, PbEG 1968, C 75 (uitgifte: 29-07-1968, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-07-1968
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-07-1968, PbEG 1968, C 75 (uitgifte: 29-07-1968, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
I
De Commissie staat positief tegenover samenwerking tussen kleine en middelgrote ondernemingen, indien deze daardoor in staat worden gesteld rationeler te werken en hun prestatie- en concurrentievermogen op een grotere markt te versterken. De Commissie acht het haar taak, met name de samenwerking tussen kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken. Ook de samenwerking tussen grote ondernemingen kan economisch zinvol en uit een oogpunt van concurrentiepolitiek onbedenkelijk zijn.
Volgens artikel 85, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEGV) en artikel 65, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKSV) zijn alle overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (hierna kortheidshalve overeenkomsten te noemen) onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden indien zij ertoe strekken of tengevolge hebben de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt te verhinderen, te beperken of te vervalsen (hierna kortheidshalve concurrentiebeperkingen te noemen), zij het volgens artikel 85, lid 1 EEGV alleen indien zij de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden.
De Commissie acht het met name in het belang van kleine en middelgrote ondernemingen nuttig aanwijzingen te geven over de overwegingen, waardoor zij zich bij de interpretatie van artikel 85, lid 1 EEGV en artikel 65, lid 1 EGKSV en de toepassing daarvan op bepaalde maatregelen voor samenwerking tussen ondernemingen zal laten leiden, en bekend te maken welke van deze maatregelen naar haar oordeel niet onder deze voorschriften vallen. Deze bekendmaking geldt voor alle ondernemingen, ongeacht hun omvang.
Het is mogelijk dat ook andere vormen van samenwerking tussen ondernemingen die hieronder niet zijn genoemd volgens artikel 85, lid 1 EEGV of artikel 65, lid 1 EGKSV niet verboden zijn. Dit is met name het geval wanneer de marktpositie van de gezamenlijke samenwerkende ondernemingen te zwak is om door hun overeenkomst een merkbare beperking van de concurrentie op de gemeenschappelijke markt teweeg te brengen en — binnen het toepassingsgebied van artikel 85 EEGV — de handel tussen Lid-Staten ongunstig te beïnvloeden.
Er wordt voorts op gewezen dat bepaalde vormen van samenwerking tussen ondernemingen of aanvullende overeenkomsten, die onder het mededingingsrecht van de Verdragen vallen, conform artikel 85, lid 3 EEGV kunnen worden vrijgesteld, dan wel conform artikel 65, lid 2 EGKSV kunnen worden goedgekeurd.
De Commissie is voornemens door daartoe dienstige beschikkingen individuele gevallen, of algemene bekendmakingen, snel te verduidelijken, hoe de verschillende coöperatievormen met betrekking tot de regels van de Verdragen te beoordelen zijn.
Over de toepassing van artikel 86 EEGV betreffende het misbruik van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of een deel daarvan kunnen momenteel geen algemene uitspraken worden gedaan. Hetzelfde geldt voor artikel 66, lid 7 EGKSV. Na deze bekendmaking zal in het algemeen geen interesse meer bestaan, een negatieve verklaring in de zin van artikel 2 van Verordening nr. 17 (1) voor de genoemde overeenkomsten te verkrijgen en zal er bovendien geen behoefte meer zijn de rechtspositie door individuele beschikkingen van de Commissie te verduidelijken; in zoverre bestaat er ook geen grond meer om dergelijke overeenkomsten aan te melden. Mocht er nochtans in individuele gevallen twijfel blijven bestaan of een overeenkomst tussen ondernemingen de mededinging beperkt, of mochten andere vormen van samenwerking tussen bedrijven die naar het oordeel van de ondernemingen de mededinging niet beperken hier niet zijn genoemd, dan hebben zij in het kader van de aanwending van artikel 85, lid 1 EEGV, de mogelijkheid een negatieve verklaring aan te vragen, of in het kader van de aanwending van artikel 65, lid 1 EGKSV voor alle zekerheid een verzoek op grond van artikel 65, lid 2 EGKSV in te dienen.
Op het oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wordt door deze bekendmaking niet vooruitgelopen.
II
De Commissie is van oordeel dat de volgende overeenkomsten niet als concurrentiebeperkingen moeten worden beschouwd:
- 1.
Overeenkomsten die uitsluitend ten doel hebben:
- a)
de uitwisseling van meningen en ervaringen,
- b)
gemeenschappelijk marktonderzoek,
- c)
het gemeenschappelijk verrichten van bedrijfs- en bedrijfstakvergelijkingen,
- d)
het gemeenschappelijk opstellen van statistieken en calculatieschema's.
Overeenkomsten die slechts ten doel hebben gemeenschappelijk inlichtingen te verzamelen die de afzonderlijke ondernemingen nodig hebben om hun toekomstig marktgedrag zelfstandig en onafhankelijk van elkaar te bepalen, of een gemeenschappelijk adviesorgaan individueel te raadplegen, hebben geen beperking van de concurrentie ten doel of tengevolge. Indien echter de handelingsvrijheid van de ondernemingen wordt beperkt, of het marktgedrag uitdrukkelijk of via onderling afgestemde feitelijke gedragingen wordt gecoördineerd, kan er van mededingingsbeperking sprake zijn. Dat is met name het geval wanneer er aanbevelingen van concrete aard worden gedaan, dan wel conclusies zodanig worden uitgewerkt dat daardoor althans een deel van de betrokken ondernemingen zich op de markt op uniforme wijze gaat gedragen.
De uitwisseling van inlichtingen kan tussen de ondernemingen zelf of via een derde instantie geschieden. Het is echter uiterst moeilijk de inlichtingen van bureaus die zich bezighouden met het uitwisselen van gegevens betreffende orders, omzet, investeringen en prijzen te onderscheiden in een categorie, die geen negatieve invloed heeft op de concurrentie, en een die dit wel heeft. Men kan er dus gewoonlijk niet zonder meer van uitgaan, dat de uitwisseling niet onder artikel 85, lid 1 EEGV of artikel 65, lid 1 EGKSV valt. Met name kan er bij uitwisseling van informatie op een oligopolistische markt voor homogene goederen concurrentiebeperking optreden.
Gemeenschappelijk marktonderzoek zowel als bedrijfs- en bedrijfstakvergelijkingen dienen het verzamelen van materiaal en het vaststellen van feiten en marktomstandigheden en raken, op zichzelf beschouwd, en zonder verdergaande samenwerking van de betrokken ondernemingen, de mededinging niet. Dit is bij andere maatregelen van deze aard zoals b.v. het gemeenschappelijk opstellen van conjunctuur- en structuuranalyses zo duidelijk dat zij niet speciaal worden vermeld.
Calculatieschema's die bepaalde calculatiepercentages bevatten, moeten als aanbevelingen worden beschouwd die tot een concurrentiebeperking kunnen leiden.
- 2.
Overeenkomsten die uitsluitend ten doel hebben:
- a)
de samenwerking bij de boekhouding;
- b)
de gemeenschappelijke kredietgarantie;
- c)
gemeenschappelijke incassokantoren;
- d)
gemeenschappelijke kantoren voor bedrijfs- of belastingadviezen.
Het gaat in deze gevallen om samenwerking op gebieden die niet van invloed zijn op het aanbod van goederen en diensten en op de economische beslissingen van de betrokken ondernemingen, zodat er geen beperking van de concurrentie ontstaat.
De samenwerking bij de boekhouding heeft geen invloed op de concurrentie, omdat zij slechts de technische zijde van de afrekening ondersteunt. Ook de oprichting van organen die zekerheid verschaffen voor kredieten door het verlenen van garanties valt niet onder de mededingingsregels omdat zij de verhouding van vraag en aanbod niet wijzigt.
Gemeenschappelijke incassokantoren die zich niet beperken tot het innen der vorderingen overeenkomstig de wil en de voorwaarden van de opdrachtgevers, of die de prijzen bepalen of op andere wijze invloed uitoefenen op de prijsvorming, kunnen de concurrentie beperken. In de toepassing van uniforme voorwaarden ten behoeve van alle opdrachtgevers kan een onderling afgestemde gedraging gelegen zijn; ook het verrichten van gemeenschappelijke prijsvergelijkingen kan daartoe leiden. In dit verband kunnen echter tegen het gebruik van uniforme formulieren geen bezwaren worden aangevoerd; zulks mag evenwel niet gepaard gaan met het overeenkomen of het stilzwijgend toepassen van uniforme prijzen, kortingen of leverings- en betalingsvoorwaarden.
- 3.
Overeenkomsten die uitsluitend ten doel hebben:
- a)
het gemeenschappelijk uitvoeren van projecten betreffende research en ontwikkeling;
- b)
het gemeenschappelijk verstrekken van opdrachten betreffende research en ontwikkeling;
- c)
de verdeling van projecten betreffende research en ontwikkeling onder de deelnemers.
Het zuivere uitwisselen van ervaringen en resultaten dient ook op het gebied van de research uitsluitend de informatie en beperkt de concurrentie niet. Het behoeft derhalve niet speciaal te worden genoemd.
Afspraken om op een bepaald gebied gemeenschappelijk research te verrichten of de resultaten daarvan tot de aanvang van de produktie gemeenschappelijk te ontwikkelen, raken de concurrentiepositie van de partijen niet. Dit geldt ook bij de verdeling van de researchgebieden en van het ontwikkelingswerk, indien de resultaten voor alle deelnemers toegankelijk zijn. Indien de ondernemingen echter bindingen aangaan die hun eigen research- en ontwikkelingsarbeid of de exploitatie van de resultaten van de gemeenschappelijke werkzaamheden beperken, zodat zij buiten de gemeenschappelijke projecten in de eigen research en ontwikkeling niet vrij blijven, kan een inbreuk op de mededingingsregels van de Verdragen aanwezig zijn. Een contractuele verplichting of een op elkaar afgestemd gedrag, er op gericht zelf geheel en al of op bepaalde terreinen van research af te zien, kan concurrentiebeperkend werken, voor zover geen gemeenschappelijk onderzoek wordt verricht. In de verdeling der onderzoekingsgebieden zonder de afspraak de resultaten wederkerig voor elkaar toegankelijk te maken, moet een specialisatie worden gezien die de concurrentie kan beperken.
Van beperking van de mededinging kan ook sprake zijn wanneer er afspraken over de praktische exploitatie van de resultaten van het gemeenschappelijke research- en ontwikkelingswerk worden gemaakt of dienovereenkomstig feitelijke gedragingen worden afgestemd, met name wanneer de deelnemers zich verplichten of overeenkomen alleen de gemeenschappelijk ontwikkelde produkten of typen te vervaardigen of de toekomstige produktie onderling te verdelen.
Het ligt in de aard van gemeenschappelijke research dat de resultaten door alle deelnemers naar verhouding van hun deelneming mogen worden geëxploiteerd. Indien de deelneming van sommige ondernemingen zich beperkt tot een bepaald gebied van de gemeenschappelijke research of tot het verlenen van een beperkte financiële bijdrage, dan is er, voor zover al van gemeenschappelijke research kan worden gesproken, geen sprake van een concurrentiebeperking indien aan deze deelnemers de resultaten van de research slechts naar evenredigheid van hun deelneming toegankelijk worden gemaakt. Indien daarentegen bepaalde deelnemers geheel en al, of in een omvang die met hun deelneming niet overeenstemt, van de exploitatie worden uitgesloten, kan de concurrentie beperkt zijn.
Indien de mogelijkheid van licentieverlening aan derden uitdrukkelijk of stilzwijgend is uitgesloten, kan er sprake zijn van een concurrentiebeperking; de gemeenschappelijkheid van de research rechtvaardigt echter de verplichting om alleen gemeenschappelijk of bij meerderheidsbesluit licenties aan derden te verlenen.
In welke rechtsvorm de gemeenschappelijke research en ontwikkeling worden gegoten, is voor de vraag van de verenigbaarheid van de overeenkomst met het mededingingsrecht niet van betekenis.
- 4.
Overeenkomsten die alleen het gemeenschappelijk gebruik van produktieinstallaties en van opslag -en transportinstallaties tot voorwerp hebben.
Deze vormen van samenwerking beperken de mededinging niet omdat zij niet verder gaan dan de organisatorische en technische regeling van het gebruik der installaties. Indien het gebruik van de installaties en de inrichtingen niet voor eigen rekening van de deelnemende ondernemingen geschiedt of afspraken over gemeenschappelijke produktie of verdeling der produkten en de oprichting of het functioneren van een gemeenschappelijke onderneming worden gemaakt of dienovereenkomstige gedragingen onderling afgestemd, kan er daarentegen van een mededingingsbeperking sprake zijn.
- 5.
Overeenkomsten die uitsluitend de oprichting van werkgemeenschappen voor het gezamenlijk uitvoeren van opdrachten ten doel hebben indien de deelnemende ondernemingen ten aanzien van de te volbrengen taken niet met elkaar in concurrentie staan of individueel niet in staat zijn de opdrachten uit te voeren.
Indien ondernemingen niet in onderlinge concurrentie staan, kunnen zij ook door de vorming van werkgemeenschappen de onderlinge concurrentie niet beperken. Dit geldt met name voor ondernemingen die behoren tot verschillende bedrijfstakken, maar ook voor ondernemingen van dezelfde branche, voor zover zij aan de werkgemeenschap alleen deelnemen met produkten of prestaties die door de andere deelnemers niet kunnen worden ingebracht. Het gaat er niet om of de ondernemingen op andere gebieden in concurrentie staan maar of er, rekening gehouden met de concrete omstandigheden van de afzonderlijke situatie, binnen afzienbare tijd concurrentie ten aanzien van de onderhavige produkten of prestaties mogelijk is. Indien het ontbreken van de concurrentie tussen de ondernemingen en de handhaving van deze toestand berust op afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen, dan kan daarin een concurrentiebeperking gelegen zijn.
Ook arbeidsgemeenschappen van ondernemingen die op zichzelf met elkaar in concurrentie staan, beperken de mededinging niet, indien de deelnemende ondernemingen individueel niet in staat zijn een bepaalde opdracht uit te voeren. Dat is met name het geval wanneer zij bij gebrek aan voldoende ervaring, speciale kennis, capaciteit of kapitaal individueel niet met kans op succes kunnen werken of de werkzaamheden niet binnen de vereiste tijd kunnen uitvoeren dan wel het financiële risico niet alleen kunnen dragen. Van een concurrentiebeperking is evenmin sprake wanneer de ondernemingen pas door vorming van de werkgemeenschap in staat worden gesteld een aanbod te doen dat kans op succes heeft.
Wel kan er natuurlijk van een concurrentiebeperking sprake zijn wanneer ondernemingen zich zouden verbinden om alleen in het kader van een werkgemeenschap op te treden.
- 6.
Overeenkomsten die uitsluitend tot onderwerp hebben:
- a)
de gemeenschappelijke verkoop,
- b)
de gemeenschappelijke klanten- en reparatieservice,
indien de deelnemende ondernemingen ten aanzien van de produkten of prestaties waarop de overeenkomst betrekking heeft niet in onderlinge concurrentie staan.
Indien ondernemingen niet onderling in concurrentie staan kan de samenwerking tussen bedrijven de concurrentie niet beperken, zoals in concreto reeds onder punt 5 werd uiteengezet.
De gemeenschappelijke verkoop door kleine of middelgrote ondernemingen, zelfs wanneer zij onderling in concurrentie staan, veroorzaakt zeer vaak geen merkbare beperking van de concurrentie. In het kader van deze bekendmaking kunnen echter geen algemene criteria worden opgesteld en kan evenmin worden aangegeven welke kleine of middelgrote ondernemingen tot deze kring behoren.
Een gemeenschappelijke klanten- en reparatieservice is niet aanwezig indien verschillende fabrikanten aan eenzelfde, van hen onafhankelijke, onderneming de klanten- of reparatieservice voor hun produkten opdragen zonder daarover onderling overleg te plegen. In zulk een geval is ook niet van een concurrentiebeperking sprake wanneer de fabrikanten met elkaar in concurrentie staan.
- 7.
Overeenkomsten die uitsluitend het voeren van gemeenschappelijke reclame ten doel hebben.
De gemeenschappelijke reclame wil de aandacht van de kopers op bepaalde produkten in een branche of op een gemeenschappelijk merk richten; zij beperkt als zodanig de concurrentie tussen de deelnemende ondernemingen niet. Wanneer de deelnemende ondernemingen bij overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedragingen geheel of gedeeltelijk worden belemmerd om zelf reclame te voeren, of wanneer hun andere beperkingen worden opgelegd, kan er sprake zijn van een concurrentiebeperking.
- 8.
Overeenkomsten die uitsluitend strekken tot het gebruik van een gemeenschappelijk kwaliteitsmerk ter onderscheiding van produkten van bepaalde hoedanigheid en waaraan iedere concurrent onder dezelfde voorwaarden kan deelnemen.
Dergelijke samenwerkingsvormen betreffende kwaliteitsmerken beperken de mededinging niet wanneer andere concurrenten wier produkten objectief aan de kwaliteitseisen voldoen, het merk onder dezelfde voorwaarden als de leden kunnen gebruiken. Ook in de verplichting om zich aan een kwaliteitscontrole van de van het merk voorziene produkten te onderwerpen of uniforme behandelingsvoorschriften op te geven dan wel de produkten die aan de kwaliteitseisen voldoen van het merk te voorzien, is geen concurrentiebeperking gelegen. Er kan echter sprake zijn van een concurrentiebeperking indien het recht op gebruik van het kwaliteitsmerk verbonden is met verplichtingen ten aanzien van de produktie, de afzet, de prijsvorming of andere, zoals wanneer de deelnemende ondernemingen worden verplicht alleen produkten van gegarandeerde kwaliteit te fabriceren of in de handel te brengen.
Voetnoten
PB nr. 13 van 21. 2. 1962.