Rb. Rotterdam, 14-08-2020, nr. C/10/601166 / FA RK 20-5598
ECLI:NL:RBROT:2020:8034
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
14-08-2020
- Zaaknummer
C/10/601166 / FA RK 20-5598
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:8034, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 14‑08‑2020; (Beschikking)
Uitspraak 14‑08‑2020
Inhoudsindicatie
Toewijzing zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz). De rechtbank ziet in de termijnoverschrijding geen grond het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/601166 / FA RK 20-5598
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 14 augustus 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, Nieuwe Binnenweg 35, 3014 GD te Rotterdam,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 24 juli 2020.Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- -
de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, van 16 juli 2020;
- -
de zorgkaart van 16 juli 2020;
- -
het zorgplan van 15 juli 2020;
- -
het eigen plan van aanpak van betrokkene;
- -
de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
- -
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
- -
het bericht dat er geen relevante politiegegevens, strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op14 augustus 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
- -
betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
- -
[naam psychiater 2] , psychiater, en
- -
[naam arts-assistent] , arts-assistent, beiden verbonden aan Parnassia Groep;
- -
mr. J.F.C. Janssen, officier van justitie.
2. Beoordeling
2.1.
De advocaat stelt dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er sprake is van een termijnoverschrijding. Gelet op artikel 5:16 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 5:17 Wvggz dient de officier binnen vier weken na de schriftelijke mededeling aan betrokkene, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvgzz, een verzoekschrift voor een zorgmachtiging in bij de rechtbank. Deze termijn is fors overschreden.
2.2.
Uit het verzoekschrift en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de officier van oordeel is dat betrokkene met het overschrijden van de termijn niet in haar belangen wordt geschaad. Na de aanwijzing van de geneesheer-directeur heeft betrokkene op grond van artikel 5:5 Wvggz een eigen plan van aanpak opgesteld en daar is uitvoering aan gegeven. Toen bleek dat dit toch niet lukte, is de procedure voor de aanvraag van de zorgmachtiging voortgezet. Daarnaast verbleef betrokkene vrijwillig in de accommodatie.
2.3.
De rechtbank overweegt dat de wetgever geen sancties verbindt aan de termijnoverschrijding. Hoewel het om een zeer forse termijnoverschrijding gaat, is de rechtbank is van oordeel dat betrokkene niet in haar belangen is geschaad door de termijnoverschrijding. De achtergrond bij deze termijn is dat betrokkene niet in onzekerheid mag verkeren over wat er gaat gebeuren rondom de zorgmachtiging. Betrokkene heeft niet in onzekerheid verkeerd. Zij wist van de aanvraag van de zorgmachtiging en is vervolgens uitvoering gaan geven aan haar eigen plan van aanpak. Toen dat niet lukte, is de aanvraag van de zorgmachtiging voortgezet en is betrokkene bovendien vrijwillig in de accommodatie gebleven. De rechtbank ziet in de termijnoverschrijding daarom geen grond het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
2.4.
Betrokkene verblijft sinds begin maart 2020 vrijwillig in de accommodatie. In de afgelopen maanden heeft zij geen ontslagwens geuit. Momenteel wordt er gewerkt aan terugkeer naar huis. Betrokkene zal dan ambulant worden behandeld. Naar verwachting van de psychiater zal betrokkene de ambulante behandeling ook vrijwillig accepteren. In het verleden is betrokkene als het thuis mis ging vrijwillig opgenomen. Niet voorzienbaar is dan ook dat betrokkene verplicht opgenomen moet worden als het thuis onverhoopt niet goed gaat. De rechtbank stelt hiermee vast dat bij betrokkene sprake is van instemming als bedoeld in artikel 1:4 lid 3 sub b Wvggz.
2.5.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.
3. Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af:
Deze beschikking is op 14 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. D.I. Hendriks-Van Wel, rechter, in tegenwoordigheid van S.S. Rigters, griffier, en op 20 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.