Noord-Atlantisch verdrag
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 24-08-1949
- Bronpublicatie:
04-04-1949, Stb. 1949, J 355 (uitgifte: 09-08-1949, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-08-1949
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-06-1951, Trb. 1951, 66 (uitgifte: 01-01-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Fundamentele rechten van staten
De Partijen komen overeen, dat een gewapende aanval tegen een of meer van haar in Europa of Noord-Amerika als een aanval tegen haar allen zal worden beschouwd; zij komen bijgevolg overeen, dat, indien zulk een gewapende aanval plaats vindt, ieder van haar de aldus aangevallen Partij of Partijen zal bijstaan, in de uitoefening van het recht tot individuele of collectieve zelfverdediging erkend in Artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties, door terstond, individueel en in samenwerking met de andere Partijen, op te treden op de wijze, die zij nodig oordeelt — met inbegrip van het gebruik van gewapende macht — om de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied te herstellen en te handhaven.
Elke gewapende aanval van dien aard en alle dientengevolge genomen maatregelen moeten terstond ter kennis worden gebracht van de Veiligheidsraad. Deze maatregelen zullen worden opgeheven, zodra de Veiligheidsraad de nodige maatregelen zal hebben genomen, om de internationale vrede en veiligheid te herstellen en te handhaven.