182 Wijze van oproeping; niet in het verweerschrift genoemde belanghebbenden; verweerschrift

De oproeping geschiedt conform art. 271-277 en 279 Rv. De griffier roept de verzoeker in beginsel op bij gewone brief en de nog niet verschenen verweerder in beginsel bij aangetekende brief (art. 271 en 272 Rv). Doorgaans zal de verweerder direct na de indiening van het verzoekschrift nog niet in de procedure zijn verschenen. Indien hij echter al wel is verschenen, dan ontvangt hij zijn oproeping net als de verzoeker per gewone brief (art. 271 Rv). De oproeping vermeldt de plaats, de dag en het uur van de terechtzitting (art. 276 Rv) en gaat in beginsel vergezeld van een afschrift van het verzoekschrift (art. 279 lid 2 Rv).1 Doorgaans wordt de wederpartij bij de oproeping gevraagd om, indien hij geen bezwaar heeft tegen inwilliging van het verzoek, dit schriftelijk mee te delen, zodat in dat geval geen mondelinge behandeling hoeft plaats te vinden.2

De rechter kan naast de in het verzoekschrift genoemde verweerder “te allen tijde”3 andere, niet in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden oproepen (art. 279 lid 1 Rv). Hij behoort zich er ambtshalve, binnen redelijke grenzen op toe te leggen dat alle vermoedelijk belanghebbenden worden opgeroepen om te worden gehoord.4 Bovendien kan iedere, al dan niet opgeroepen, belanghebbende een verweerschrift indienen (art. 282 lid 1 Rv). Zie voor de vraag of de rechter belanghebbenden moet toelaten par. 5.4.1.