Einde inhoudsopgave
Gemeentewet
Artikel 81d [Non-activiteit]
Geldend
Geldend vanaf 19-02-2003
- Redactionele toelichting
Dit artikel is in werking getreden ten aanzien van alle overige gemeenten.
- Bronpublicatie:
28-02-2002, Stb. 2002, 111 (uitgifte: 05-03-2002, kamerstukken: 27751)
- Inwerkingtreding
19-02-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-02-2003, Stb. 2003, 57 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
Overheidsfinanciën / Gemeentebeleid
1.
De raad stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:
- a.
hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
- b.
hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
- c.
hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.
2.
De raad kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 81c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.
3.
De raad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.