Hof Den Haag, 18-07-2017, nr. 200.214.142/01
ECLI:NL:GHDHA:2017:2411
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-07-2017
- Zaaknummer
200.214.142/01
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:2411, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑07‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2896, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 18‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Buitengerechtelijke schuldregeling is niet uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48 lid 1, aanhef en onder c WCK. Het verzoek om schuldeisers te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling wordt afgewezen.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.214.142/01
Rekestnummer rechtbank : C/09/524537/ FT RK 16/2752
arrest van 18 juli 2017
inzake
[appellant],
wonende te Den Haag,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.P. van der Vliet te Baarn.
tegen
1. Geldvoorelkaar.nl,
gevestigd te Rhenen,
vertegenwoordigd door Flanderijn Van Eck Gerechtsdeurwaarders,
hierna te noemen: Geldvoorelkaar, en
2. De Volksbank N.V., handelend onder de naam: DBV Finance,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: DBV,
advocaat: mr. C.C.M. Ewalds, advocaat te Rosmalen,
geïntimeerden.
Het geding
Bij verzoekschrift (met producties), ingekomen ter griffie van het hof op 14 april 2017, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 april 2017, waarbij zijn verzoek om geïntimeerden te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling is afgewezen. Hij verzoekt het hof het vonnis waarvan hoger beroep te vernietigen en alsnog zijn verzoek tot een gedwongen schuldregeling toe te wijzen. Bij brief van 1 juni 2017 is nog een productie aan het hof toegezonden.
Bij faxbericht van 6 juli 2017 heeft Geldvoorelkaar haar reactie op het beroepschrift aan het hof doen toekomen. Bij brief van 7 juli 2017 heeft DBV producties aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017. Aldaar zijn verschenen: [appellant], bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van [schuldhulpverlener Oxyz] (schuldhulpverlener Oxyz, hierna [schuldhulpverlener Oxyz]) en [registeraccountant Oxyz] (registeraccountant Oxyz, hierna [registeraccountant Oxyz]), alsmede mr. Ewalds namens DBV, vergezeld van [accountmanager DBV] (accountmanager bijzonder beheer DBV) en [medewerker DBV] (medewerker bijzonder beheer DBV).
Mr. Van der Vliet en mr. Ewalds hebben de zaak bepleit aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
Beoordeling van het hoger beroep
1. [appellant] heeft op 30 december 2016 bij de rechtbank tegelijk met het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend om geïntimeerden op de voet van artikel 287a, lid 1 Fw, te bevelen in te stemmen met de door hem aangeboden schuldregeling.
2.De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen – kort samengevat – op grond van het oordeel dat er niet van kan worden uitgegaan dat het door [appellant] aangeboden akkoord door een onafhankelijke en deskundige partij is getoetst.
3. De grieven en argumenten van [appellant] kunnen als volgt worden samengevat.
[appellant] betoogt primair dat de poging tot het bereiken van een buitengerechtelijke schuldregeling door, dan wel onder de rechtstreekse supervisie van een registeraccountant als bedoeld in artikel 48 lid 1 sub c Wet op het consumentenkrediet (WCK) is uitgevoerd – te weten de aan Oxyz verbonden [registeraccountant Oxyz] – en ook dat de verklaring als bedoeld in artikel 285 Fw door, dan wel onder de rechtstreekse supervisie van dezelfde registeraccountant en dus bevoegdelijk is opgesteld, zodat zowel het verzoek ex artikel 284 Fw als het verzoek ex artikel 287a Fw op deze punten voldoet aan alle daaraan te stellen eisen.
[appellant] voert subsidiair aan dat met het oog op de doelstelling(en) van het wettelijk stelsel, in geval van schuldhulpverlening gericht op niet-consumenten, waaronder aan (ex)ondernemers zoals [appellant], het vereiste dat de poging tot een buitengerechtelijke schuldenregeling wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in art. 48 lid 1 aanhef en onder c WCk, niet zonder meer mag worden gesteld.
4. Geldvoorelkaar en DBV hebben beide – kort samengevat – aangevoerd dat de poging tot het bereiken van een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een daartoe bevoegde persoon of instelling, en dat daarnaast het voorstel van [appellant] om akkoord te gaan met de door hem aangeboden schuldregeling niet, althans niet voldoende, goed en betrouwbaar is gedocumenteerd.
5. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt het hof als volgt.
6. Ingevolge artikel 287a Fw kan een schuldenaar als [appellant], in het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 284 Fw, de rechter verzoeken schuldeisers als geïntimeerden, te bevelen in te stemmen met een voor de indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling. Een en ander betekent dat artikel 287a Fw geënt is op en onderdeel uitmaakt van een op artikel 284 Fw gebaseerd verzoek. Bij dit laatste verzoek dient een verklaring te zijn bijgevoegd inhoudende dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen (artikel 285 lid 1, aanhef en sub f Fw). Deze verklaring moet zijn afgegeven door een in artikel 48 lid 1 WCK aangewezen persoon of instantie. In artikel 48 Wck is een uitzondering geformuleerd op het in artikel 47 Wck bedoelde verbod op schuldbemiddeling. Krachtens artikel 48 lid 1 Wck is dit verbod niet van toepassing op schuldbemiddeling:
“a. om niet;
b. door gemeenten, gemeentelijke kredietbanken of andere door gemeenten gehouden instellingen, die zich krachtens hun doelstelling met schuldbemiddeling bezighouden;
c. door advocaten, curatoren en bewindvoerders ingevolge de Faillissementswet of ingevolge artikel 383, zevende lid, dan wel artikel 435, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, notarissen, deurwaarders, registeraccountants en accountants-administratieconsulenten;
d. door natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel categorieën daarvan, aan te wijzen bij algemene maatregel van bestuur.”
7.Artikel 288 lid 2, aanhef en onder b Fw bepaalt dat een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (en dus ook een verzoek ex artikel 287a Fw omdat een dergelijk verzoek geënt is op een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling) moet worden afgewezen indien de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48 lid 1 WCK. De wetgever heeft daarbij het oog gehad op personen en instellingen die zijn genoemd in artikel 48 lid 1, aanhef en onder b, c en d WCK – waaronder register-accountants (sub c).
8. In de bewoordingen van de hiervoor genoemde bepalingen van de Fw noch in de parlementaire geschiedenis daarvan is steun te vinden voor het standpunt dat het in artikel 285 lid aanhef en onder f Fw vervatte vereiste toepassing mist ingeval het verzoek als bedoeld in artikel 284 Fw en/of 287a Fw wordt ingediend door een (ex)ondernemer. Hierop stuit het subsidiaire betoog van [appellant] af.
9. Het hof volgt [appellant] niet in zijn betoog dat in zijn geval de buitengerechtelijke schuldregeling is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48 lid 1, aanhef en onder c WCK, meer specifiek de registeraccountants (en accountants-administratieconsulenten). In dit verband overweegt het hof het volgende.
Oxyz is geen instelling als bedoeld in artikel 48, lid 1 sub b of d Fw (lid c ziet op natuurlijke personen). Het moge zo zijn dat Oxyz zich toelegt op schuldhulpverlening, maar dat enkele feit maakt haar nog niet bevoegd in de zin van artikel 48 lid 1 WCK. Zij is geen gemeentelijke instelling noch is zij bij AMVB aangewezen in de zin van artikel 48, lid 1 sub d WCK. Enige grond om de kring van bevoegde uit te breiden buiten de strikte wetsbepaling om, is er niet.
De schuldhulpverlening is ook niet uitgevoerd door een daartoe bevoegde persoon. Van [schuldhulpverlener Oxyz], die de bij het verzoek gevoegde verklaring ex artikel 285 Fw, inhoudende dat er geen reële mogelijkheden zijn dat [appellant] tot een buitengerechtelijke schuldregeling komt met zijn crediteuren, heeft ondertekend, behoort niet tot de kring van personen die zijn vermeld in artikel 48 lid 1, aanhef en onder c of d WCK.
10. Anders dan [appellant] heeft betoogd, kan [registeraccountant Oxyz] – bestuurder van Oxyz en als registeraccountant wel bevoegd tot het uitvoeren van de buitengerechtelijke schuldregeling – evenmin worden beschouwd als de persoon die in de onderhavige zaak de buitengerechtelijke schuldregeling heeft uitgevoerd. [registeraccountant Oxyz] heeft meergenoemde verklaring niet ondertekend, terwijl onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [schuldhulpverlener Oxyz] de buitengerechtelijke schuldregeling heeft uitgevoerd onder nadrukkelijk en permanent toezicht van [registeraccountant Oxyz]. [registeraccountant Oxyz] heeft ter zitting in hoger beroep weliswaar verklaard dat hij via een computersysteem toezicht kan houden op het dossier en dat hij tweemaal contact heeft gehad met [schuldhulpverlener Oxyz] over het dossier van [appellant], maar dit is onvoldoende redengevend voor het oordeel dat het onderzoek feitelijk door of onder verantwoordelijkheid van [registeraccountant Oxyz] is uitgevoerd.
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. De vraag of Geldvoorelkaar en DBV in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, kan daarom onbesproken blijven.
Beslissing
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 april 2017.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Aarts, S.R. Mellema en E. Bauw en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.