NJ 2014/137
Beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel op toereikende gronden verworpen.
HR 11-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:286, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 februari 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, W.F. Groos, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/01554
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
Red. Aant.
- JCDI
JCDI:ADS161797:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Strafprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:286, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2494, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑06‑2013
- Wetingang
Essentie
Het hof kon oordelen dat de beslissing om de verdachte te vervolgen, terwijl andere verdachten zijn vrijgelaten dan wel heengezonden, niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Het ten onrechte niet vervolgen van derden wier gedragingen evenzeer als die van de verdachte het voorwerp van strafvervolging dienen te zijn, leidt zonder meer tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging tegen de verdachte.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 december 2012, nummer 22/004015-11, in de strafzaak tegen: A., Adv. mr. T.M.D. Buruma te Amsterdam. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.