Einde inhoudsopgave
Statuut van de Raad van Europa
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 09-12-1974
- Bronpublicatie:
09-12-1974, Trb. 1975, 70 (uitgifte: 01-01-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-12-1974
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-1974, Trb. 1975, 70 (uitgifte: 01-01-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
a)
Elk Lid draagt de kosten van zijn eigen vertegenwoordiging in het Comité van Ministers en in de Raadgevende Vergadering.
b)
De kosten van het Secretariaat en alle overige gemeenschappelijke onkosten worden verdeeld over alle Leden in een verhouding, welke door het Comité wordt vastgesteld op grond van de bevolkingscijfers der Leden.
De bijdragen van de Toegevoegde Leden worden vastgesteld door het Comité.
c)
Overeenkomstig het financiële reglement wordt de begroting van de Raad jaarlijks door de Secretaris-Generaal ter goedkeuring voorgelegd aan het Comité.
d)
De Secretaris-Generaal verwijst naar het Comité alle verzoeken van de Vergadering, welke uitgaven met zich medebrengen, welke het in de begroting reeds voor de Vergadering en haar werkzaamheden toegekende bedrag te boven gaan.
e)
De Secretaris-Generaal verwijst eveneens naar het Comité van Ministers een begroting van de uitgave welke de uitvoering van elk der aan het Comité gedane aanbevelingen met zich meebrengt. Een resolutie waarvan de uitvoering extra-uitgaven met zich brengt, wordt slechts dan geacht door het Comité van Ministers te zijn aangenomen, wanneer dit de begroting van de betreffende extra-uitgaven heeft goedgekeurd.