V-N 2023/30.22
Bestuursrechter moet volgens rechtbank differentiëren bij toekenning immateriëleschadevergoeding
Rb. Den Haag 13-03-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3552, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
13 maart 2023
- Magistraten
Stijnen
- Zaaknummer
UTR 21/2138, UTR 21/2140, UTR 21/2156, UTR 21/2169, UTR 21/2170 en UTR 21/2173
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS705841:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBDHA:2023:3552, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 13‑03‑2023
- Wetingang
art. 6 EVRM
Essentie
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Nederlandse bestuursrechter moet differentiëren bij de toekenning van een ISV bij overschrijding van de redelijke termijn. Voor deze procedure over een WOZ-beschikking van een rechtspersoon is een ISV van € 50 per half jaar passend.
Samenvatting
X bv is het niet eens met een aantal WOZ-beschikkingen.
Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de Nederlandse bestuursrechter moet differentiëren bij de toekenning van een immateriëleschadevergoeding (ISV) bij overschrijding van de redelijke termijn. Voor deze procedure over een WOZ-beschikking van een rechtspersoon is een ISV van € 50 per half jaar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.