NJB 2020/430
Bewust handelen en een hevige gemoedsbeweging bij noodweerexces, art. 41 lid 2 Sr: ‘bewust handelen’ is niet zonder meer onverenigbaar met ‘een hevige gemoedsbeweging’
HR 04-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:195
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 februari 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma en M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/00445
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:195, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1434, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑05‑2019
- Wetingang
(art. 41 Sr)
Essentie
Bewust handelen en een hevige gemoedsbeweging bij noodweerexces, art. 41 lid 2 Sr: ‘bewust handelen’ is niet zonder meer onverenigbaar met ‘een hevige gemoedsbeweging’
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ‘ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een mes, in de schouder/rug van die [slachtoffer] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.’
De feiten blijkens ’s hofs arrest: ‘Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.