NJ 2021/201
Intrekking hoger beroep door verdachte per e-mail. Enkele feit dat niet blijkt van akte van intrekking mag niet ten nadele van de verdachte strekken.
HR 16-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:369, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 maart 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering, C. Caminada
- Zaaknummer
19/05509
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS271083:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:369, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑03‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:994, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑06‑2020
- Wetingang
Essentie
Intrekking van het hoger beroep door de verdachte per e-mail. Het enkele feit dat niet blijkt van een akte van intrekking van het hoger beroep mag niet ten nadele van de verdachte strekken.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet als ingetrokken geldt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep door middel van een door het hof geciteerde e-mail de wens kenbaar heeft gemaakt het hoger beroep in te trekken, en heeft geoordeeld dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.