Het cassatieberoep is op 13 maart 2014 partieel ingetrokken. Zie daarover punt 7.
HR, 01-07-2014, nr. 13/00753
ECLI:NL:HR:2014:1578, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-07-2014
- Zaaknummer
13/00753
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1578, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2014; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9730, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:639, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:639, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1578, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0287
Uitspraak 01‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Verjaring. Vrijspraak misdrijf feit 2 primair, veroordeling overtreding feit 2 primair. Art. 2.2 (oud) jo art. 1a aanhef onder 1 (oud) WED en art. 5.1 (oud) Wet voorkoming verontreiniging door schepen. O.g.v. art. 70.1 aanhef onder 1 jo art. 72.2 Sr beloopt de verjaringstermijn i.c. 10 jaren. Het recht tot strafvordering is wegens verjaring vervallen. HR verklaart de OvJ in zoverre alsnog n-o in de vervolging en wijst de zaak terug voor het subs. en meer subs. tlgd..
Partij(en)
1 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/00753 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, van 25 januari 2013, nummer 23/000653-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akte niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Blijkens voormelde akte is het beroep in cassatie evenmin gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde misdrijf.
Namens de verdachte heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot de onder 2 primair tenlastegelegde overtreding en in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing(en) met betrekking tot verwijzing, terugwijzing of zelf afdoen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel betoogt dat de onder 2 primair tenlastegelegde overtreding is verjaard.
2.2.1.
Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte onder 2 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 21 december 2003, in elk geval in 2003, in de Nederlandse territoriale zee (op of nabij de positie(s) 53.12.6 NB 004.34 OL en/of 53.23.5 NB 004.45.6 OL), in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, vanaf een schip, genaamd [A], een (grote) hoeveelheid schadelijke stof, te weten (een of meer container(s) en/of vat(en), inhoudende ongeveer 63000 kilogram) pesticide (aangeduid als UN 2902 Pesticide Liquid Toxic N.O.S., handelsnaam Celcure CCA Type C-72%, bestaande uit onder andere koper oxide en/of chroom trioxide en/of arseen pentoxide), in elk geval een schadelijke stof, in zee heeft geloosd in geen geval en/of op andere wijze dan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur was vastgesteld;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 21 december 2003, in elk geval in 2003, in de Nederlandse territoriale zee (op of nabij de positie(s) 53.12.6 NB 004.34 OL en/of 53.23.5 NB 004.45.6 OL), in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, vanaf een schip, genaamd [A], zonder ontheffing, een (grote) hoeveelheid schadelijke stof, te weten (een of meer container(s) en/of vat(en), inhoudende ongeveer 63000 kilogram) pesticide (aangeduid als UN 2902 Pesticide Liquid Toxic N.O.S., handelsnaam Celcure CCA Type C-72%, bestaande uit onder andere koper oxide en/of chroom trioxide en/of arseen pentoxide), in elk geval een afvalstof en/of verontreinigende en/of schadelijke stof heeft geloosd;
2 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 december 2003, in elk geval in 2003, in de Nederlandse territoriale zee (op of nabij de positie(s) 53.12.6 NB 004.34 OL en/of 53.23.5 NB 004.45.6 OL), in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, zonder vergunning, vanaf een schip, genaamd [A], een (grote) hoeveelheid schadelijke stof, te weten (een of meer container(s) en/of vat(en), inhoudende ongeveer 63000 kilogram) pesticide (aangeduid als UN 2902 Pesticide Liquid Toxic N.O.S., handelsnaam Celcure CCA Type C- 72%, bestaande uit onder andere koper oxide en/of chroom trioxide en/of arseen pentoxide), in elk geval een afvalstof en/of verontreinigende en/of schadelijke stof in het water van de Noordzee, in elk geval in enig oppervlaktewater heeft geloosd, in elk geval heeft gebracht, op andere wijze dan met behulp van een werk."
2.2.2.
Zoals hiervoor onder 1 is vastgesteld, heeft het Hof de verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde misdrijf en is het beroep in cassatie niet gericht tegen deze vrijspraak.
2.2.3.
Het Hof heeft hetgeen overigens onder 2 primair is tenlastegelegd en in art. 2, tweede lid, (oud) in verbinding met art. 1a, aanhef en onder 1˚, (oud) WED en art. 5, eerste lid, (oud) Wet voorkoming verontreiniging door schepen, als overtreding is strafbaar gesteld, bewezenverklaard en de verdachte ter zake daarvan veroordeeld tot een geldboete van € 45.000,-.
2.3.
Dit feit is volgens de tenlastelegging begaan "in of omstreeks 21 december 2003, in elk geval in 2003". Op grond van art. 70, eerste lid aanhef en onder 1˚, in verbinding met art. 72, tweede lid, Sr beloopt de verjaringstermijn in het onderhavige geval tien jaren. Wat betreft dit feit is derhalve het recht tot strafvordering wegens verjaring vervallen.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
2.5.
De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, de Officier van Justitie in zoverre alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak – voor zover aan zijn oordeel onderworpen – ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van de onder 2 primair tenlastegelegde overtreding van art. 5 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;
verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging ter zake van deze overtreding;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak met inachtneming van dit arrest op het bestaande hoger beroep ter zake van het onder 2 subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde verder wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2014.
Conclusie 13‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Verjaring. Vrijspraak misdrijf feit 2 primair, veroordeling overtreding feit 2 primair. Art. 2.2 (oud) jo art. 1a aanhef onder 1 (oud) WED en art. 5.1 (oud) Wet voorkoming verontreiniging door schepen. O.g.v. art. 70.1 aanhef onder 1 jo art. 72.2 Sr beloopt de verjaringstermijn i.c. 10 jaren. Het recht tot strafvordering is wegens verjaring vervallen. HR verklaart de OvJ in zoverre alsnog n-o in de vervolging en wijst de zaak terug voor het subs. en meer subs. tlgd..
Nr. 13/00753 Zitting: 13 mei 2014 (bij vervroeging) | Mr. Knigge Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 25 januari 2013 verdachte vrijgesproken van het hem onder 1 en 3 tenlastegelegde en hem wegens “overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 5 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, begaan door een rechtspersoon” veroordeeld tot een geldboete van € 45.000,-.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.1.
3. Namens verdachte heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te ‘s-Gravenhage, vier middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel
4.1. Het middel klaagt dat het ten laste van verdachte bewezenverklaarde feit verjaard is.
4.2. Aan de verdachte is onder 2 tenlastegelegd dat:
“2:
zij op of omstreeks 21 december 2003, in elk geval in 2003, in de Nederlandse territoriale zee (op of nabij de positie(s) 53.12.6 NB 004.34 OL en/of 53.23.5 NB 004.45.6 OL), in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, vanaf een schip, genaamd [A], een (grote) hoeveelheid schadelijke stof, te weten (een of meer container(s) en/of vat(en), inhoudende ongeveer 63000 kilogram) pesticide (aangeduid als UN 2902 Pesticide Liquid Toxic N.O.S., handelsnaam Celcure CCA Type C-72%, bestaande uit onder andere koper oxide en/of chroom trioxide en/of arseen pentoxide), in elk geval een schadelijke stof, in zee heeft geloosd in geen geval en/of op andere wijze dan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur was vastgesteld;
2 subsidiair:
zij op of omstreeks 21 december 2003, in elk geval in 2003, in de Nederlandse territoriale zee (op of nabij de positie(s) 53.12.6 NB 004.34 OL en/of 53.23.5 NB 004.45.6 OL), in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, vanaf een schip, genaamd [A], zonder ontheffing, een (grote) hoeveelheid schadelijke stof, te weten (een of meer container(s) en/of vat(ten), inhoudende ongeveer 63000 kilogram) pesticide (aangeduid als UN 2902 Pesticide Liquid Toxic N.O.S., handelsnaam Celcure CCA Type C-72%, bestaande uit onder andere koper oxide en/of chroom trioxide en/of arseen pentoxide), in elk geval een afvalstof en/of verontreinigende en/of schadelijke stof heeft geloosd;
2 meer subsidiair:
zij op of omstreeks 21 december 2003, in elk geval in 2003, in de Nederlandse territoriale zee (op of nabij de positie(s) 53.12.6 NB 004.34 OL en/of 53.23.5 NB 004.45.6 OL), in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, zonder vergunning, vanaf een schip, genaamd [A], een (grote) hoeveelheid schadelijke stof, te weten (een of meer container(s) en/of vat(en), inhoudende ongeveer 63000 kilogram) pesticide (aangeduid als UN 2902 Pesticide Liquid Toxic N.O.S., handelsnaam Celcure CCA Type C-72%, bestaande uit onder andere koper oxide en/of chroom trioxide en/of arseen pentoxide), in elk geval een afvalstof en/of verontreinigende en/of schadelijke stof in het water van de Noordzee, in elk geval in enig oppervlaktewater heeft geloosd, in elk geval heeft gebracht, op andere wijze dan met behulp van een werk. ”
“1. Het is verboden vanaf een schip een schadelijke stof in zee te lozen behoudens in de gevallen en op de wijze vast te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
(...)
3. Het eerste lid is ook van toepassing op buitenlandse schepen gedurende de tijd dat deze zich in de Nederlandse territoriale zee bevinden.”
4.4. Het Hof heeft het onder 2 primair tenlastegelegde bewezenverklaard in die zin dat:
“zij op 21 december 2003 in de Nederlandse territoriale zee, op of nabij de positie(s) 53.12.6 NB 004.34 OL en/of 53.23.5 NB 004.45.6 OL, vanaf een schip, genaamd [A], een (grote) hoeveelheid schadelijke stof, te weten containers en vaten, inhoudende pesticide, aangeduid als UN 2902 Pesticide Liquid Toxic N.O.S., handelsnaam Celcure CCA Type C-72%, bestaande uit onder andere koper oxide en/of chroom trioxide en/of arseen pentoxide, in zee heeft geloosd.”
Het Hof heeft verdachte daarbij vrijgesproken van het meer of anders tenlastegelegde. De misdrijfvariant (vervat in de zinsnede “al dan niet opzettelijk”) is dus niet bewezenverklaard.
4.5. Ingevolge art. 70 (oud) lid 1 onder 1° Sr vervalt het recht tot strafvordering voor overtredingen door verjaring in twee jaren.2.Art. 71 Sr bepaalt dat de verjaringstermijn aanvangt op de dag na die waarop het feit is gepleegd. In casu is dat 22 december 2003. Ingevolge art. 72 Sr vangt na stuiting een nieuwe verjaringstermijn aan, doch vervalt het recht tot strafvordering ten aanzien van overtredingen na tien jaren.
4.6. Uit het dossier lijkt te volgen dat na de eerste zitting in eerste aanleg van 17 maart 2005 gedurende een periode van meer dan twee jaren geen daad van vervolging heeft plaatsgevonden. De oproeping voor de zitting van 20 december 2007 dateert in elk geval van 15 oktober 2007. Een en ander zou betekenen dat het feit reeds op 18 maart 2007 – voordat de verjaringstermijn werd verlengd tot drie jaar – is verjaard en dat de Rechtbank, die de verdachte algeheel vrijsprak, het openbaar ministerie in zoverre niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Maar wat daarvan ook zij, het recht tot strafvervolging is op grond van art. 72 lid 2 Sr in elk geval komen te vervallen op 22 december 2013.
5. Het middel slaagt derhalve. Dat betekent dat de overige middelen geen bespreking behoeven.
6. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7. Met het oog op de afdoening van deze zaak merk ik nog het volgende op. Het cassatieberoep, dat aanvankelijk onbeperkt was ingesteld, is partieel ingetrokken. Daardoor richt dat beroep zich niet alleen niet tot de vrijspraak van het onder 1 en 3 tenlastegelegde, maar ook niet tot de partiële vrijspraak van de onder 2 primair tenlastegelegde opzet. Het Hof heeft verdachte aldus vrijgesproken van het tenlastegelegde misdrijf en de impliciet subsidiair tenlastegelegde overtreding bewezenverklaard. De partiële vrijspraak betreft, gelet op het voorgaande, een zelfstandig strafrechtelijk verwijt als bedoeld in HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1610.3.
8. Met betrekking tot de gegeven partiële vrijspraak merk ik voorts het volgende op. Het Hof heeft met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde geoordeeld dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het te water raken van gevaarlijke stoffen. Daartoe heeft het Hof overwogen dat de containers in overeenstemming met het ingediende en goedgekeurde stuwplan aan boord van de [A] zijn gestuwd, dat de methode die is gebruikt om de containers zeewaardig op het dek te plaatsen en te zekeren in overeenstemming was met de geldende voorschriften en dat uit onderzoek is gebleken dat de ‘twist locks’ en de sjorkettingen waarmee de containers in verticale richting waren verbonden op enig moment gebroken zijn. Deze omstandigheden brengen naar het oordeel van het Hof niet mee dat de kapitein en zijn bemanning weet hadden van de aanmerkelijke kans dat de containers met gevaarlijke stof te water zouden geraken en dat zij die kans op de koop toe hebben genomen. Ook de weersomstandigheden waren niet zodanig dat het niet anders kan zijn dan dat de kapitein en zijn bemanning gelet daarop willens en wetens de aanmerkelijke kans op het gevolg hebben aanvaard. Het Hof heeft verdachte daarom van het onder 1 tenlastegelegde feit vrijgesproken. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat ook ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde feit niet kan worden bewezen dat het opzet van verdachte gericht is geweest op het overtreden van de tenlastegelegde bepaling noch dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
9. Door de steller van het middel wordt betoogd dat de Hoge Raad de zaak om doelmatigheidsredenen zelf zou kunnen afdoen. Daartoe wordt onder meer het volgende aangevoerd. Het Hof heeft het niet bewezen geacht dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld en verdachte in zoverre vrijgesproken. In dat onherroepelijk oordeel van het Hof ligt als zijn oordeel besloten dat ook de onder 2 subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde misdrijven – die hetzelfde feitelijke gebeuren betreffen – vanwege het ontbreken van bewijs van opzet niet bewezen kunnen worden. Het zou ongerijmd zijn als na verwijzing of terugwijzing hierover anders geoordeeld zou worden. Ik voeg daaraan toe dat een ander oordeel, gelet op hetgeen het Hof aan de vrijspraak ten grondslag heeft gelegd, ook niet in de rede ligt. De Hoge Raad kan hierin grond vinden de zaak in zoverre zelf af te doen en verdachte ten aanzien van deze feiten vrij te spreken. Ten aanzien van de onder 2 subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde overtredingen geldt dat deze feiten eveneens verjaard zijn en dat het openbaar ministerie ook ten aanzien van deze feiten niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ook in zoverre kan de Hoge Raad de zaak zelf afdoen.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot de onder 2 primair tenlastegelegde overtreding en in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing(en) met betrekking tot verwijzing, terugwijzing of zelf afdoen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑05‑2014