Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 655/2014 tot vaststelling procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken
Artikel 4 Definities
Geldend
Geldend vanaf 17-07-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 189 (uitgifte: 27-06-2014, regelingnummer: 655/2014)
- Inwerkingtreding
17-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 189 (uitgifte: 27-06-2014, regelingnummer: 655/2014)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
‘bankrekening’ of ‘rekening’, elke rekening met tegoeden die op naam van de schuldenaar of namens de schuldenaar op naam van een derde partij bij een bank wordt aangehouden;
- 2.
‘bank’, een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1), met inbegrip van de bijkantoren, in de zin van artikel 4, lid 1, punt 17), van die verordening, van kredietinstellingen met hoofdkantoor in de Unie of, overeenkomstig artikel 47 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (2), de in de Unie gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen met hoofdkantoor buiten de Unie;
- 3.
‘tegoeden’, gelden op een rekening, in ongeacht welke valuta gecrediteerd, of soortgelijke vorderingen tot restitutie van geld, zoals geldmarktdeposito's;
- 4.
‘lidstaat waar de bankrekening wordt aangehouden’,
- a)
de lidstaat vermeld in het IBAN (International Bank Account Number — internationaal bankrekeningnummer) van de rekening; of
- b)
in het geval van een bankrekening zonder IBAN, de lidstaat waar de bank waarbij de rekening wordt aangehouden haar hoofdkantoor heeft of, indien de rekening bij een bijkantoor wordt aangehouden, de lidstaat waar het bijkantoor zich bevindt;
- 5.
‘vordering’, een vordering tot betaling van een bepaalde, opeisbare geldschuld, of tot betaling van een bepaalbare geldschuld die voortvloeit uit een transactie of een gebeurtenis welke reeds heeft plaatsgevonden, mits de vordering in rechte kan worden aangebracht;
- 6.
‘schuldeiser’, een natuurlijk persoon die zijn woon- of gewone verblijfplaats in een lidstaat heeft, of een in een lidstaat gevestigde rechtspersoon of andere in een lidstaat gevestigde entiteit, die volgens het recht van een lidstaat bevoegd is om als eiser of verweerder in rechte op te treden, en die een bevel tot conservatoir beslag aanvraagt of reeds heeft verkregen met betrekking tot een vordering;
- 7.
‘schuldenaar’, een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een andere entiteit die volgens het recht van een lidstaat bevoegd is om als eiser of verweerder in rechte op te treden, tegen wie de schuldeiser een bevel tot conservatoir beslag tracht te verkrijgen of reeds heeft verkregen, met betrekking tot een vordering;
- 8.
‘rechterlijke beslissing’, elke door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, alsmede de vaststelling van het bedrag van de proceskosten door de griffier;
- 9.
‘gerechtelijke schikking’, een schikking die door een gerecht van een lidstaat is goedgekeurd of tijdens een procedure voor een gerecht van een lidstaat is getroffen;
- 10.
‘authentieke akte’, een akte die als authentieke akte is verleden of geregistreerd in een lidstaat en waarvan de authenticiteit:
- a)
betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte, en
- b)
is vastgesteld door een overheidsinstantie of een andere daartoe bevoegd verklaarde autoriteit;
- 11.
‘lidstaat van herkomst’, de lidstaat waar het bevel tot conservatoir beslag is uitgevaardigd;
- 12.
‘lidstaat van tenuitvoerlegging’, de lidstaat waar de rekening wordt aangehouden waarop het bevel tot conservatoir beslag betrekking heeft;
- 13.
‘informatie-instantie’, de instantie die door een lidstaat is aangewezen als bevoegd om de nodige informatie over de rekening of rekeningen van de schuldenaar te verkrijgen, overeenkomstig artikel 14;
- 14.
‘bevoegde instantie’, de instantie of instanties die door een lidstaat zijn aangewezen als bevoegd voor de ontvangst, doorzending of betekening of kennisgeving, overeenkomstig artikel 10, lid 2, artikel 23, leden 3, 5 en 6, artikel 25, lid 3, artikel 27, lid 2, artikel 28, lid 3, en artikel 36, lid 5, tweede alinea;
- 15.
‘woonplaats’, de overeenkomstig artikelen 62 en 63 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) te bepalen woonplaats.
Voetnoten
Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).