NTM/NJCM-bull. 2004, p. 364
MEINEED VOOR PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE
HR 08-07-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF5456, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juli 2003
- Magistraten
W.J.M. Davids, F.H. Koster, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00816/02
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AF5456
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS917712:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF5456, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF5456, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2003
Essentie
MEINEED VOOR PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE
Samenvatting
Op verhoren door een parlementaire enquêtecommissie is artikel 6 EVRM, bijzondere gevallen daargelaten, niet van toepassing. Daarom kan niet worden volgehouden dat de beperking van het verschoningsrecht in de Wet op de Parlementaire Enquête strijdt met de regel 'nemo tenetur', zonder die regel te erkennen als zelfstandig beginsel van Nederlands recht. En zelfs dan mag iemand, die onder ede een verklaring aflegt voor een parlementaire enquêtecommissie, niet liegen.
Uitspraak
DE WPE
Dat de Wet op de Parlementaire Enquête (WPE) er van uit gaat dat getuigen strafbaar zijn, wanneer zij opzettelijk niet voor een parlementaire ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.