Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het wegverkeer
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Geldend
Geldend vanaf 14-07-2022
- Bronpublicatie:
14-01-2021, Trb. 2021, 56 (uitgifte: 20-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-02-2022, Trb. 2022, 16 (uitgifte: 10-02-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verkeersrecht / Bijzondere onderwerpen
Voor de toepassing van dit Verdrag hebben de onderstaande uitdrukkingen de daaraan in dit artikel toegekende betekenis:
- (a)
‘Nationale wetgeving’ van een Verdragsluitende Partij: het geheel van de nationale of plaatselijke wetten en voorschriften die op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij van kracht zijn;
- (b)
Een voertuig wordt geacht zich ‘in het internationale verkeer’ te bevinden op het grondgebied van een bepaalde Staat, indien:
- (i)
het eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die gewoonlijk zijn woonplaats respectievelijk plaats van vestiging buiten die Staat heeft;
- (ii)
het niet in die Staat is ingeschreven; en
- (iii)
het tijdelijk in die Staat is ingevoerd;
met dien verstande evenwel, dat aan een Verdragsluitende Partij het recht is voorbehouden een voertuig niet als ‘in het internationale verkeer’ te beschouwen, indien het langer dan één jaar op het grondgebied van die Staat is verbleven zonder een belangrijke onderbreking, waarvan de duur door die Verdragsluitende Partij kan worden bepaald.
Een samenstel van voertuigen wordt geacht zich ‘in het internationale verkeer’ te bevinden, wanneer ten minste één van de voertuigen van dit samenstel aan bovenstaande definities beantwoordt;
- (c)
‘Bebouwde kom’: een gebied dat op de plaatsen, waar men dit binnen- of uitrijdt, door speciale verkeerstekens als zodanig wordt aangeduid, dan wel een gebied dat in de nationale wetgeving op andere wijze is omschreven;
- (d)
‘Weg’: het gehele oppervlak van elke weg of straat die voor het openbaar verkeer openstaat;
- (e)
‘Rijbaan’: dat deel van een weg dat gewoonlijk voor het verkeer met voertuigen wordt gebruikt; een weg kan een aantal rijbanen bevatten die duidelijk zichtbaar van elkaar gescheiden zijn, bijvoorbeeld door een scheidende strook of een verschil in niveau;
- (f)
‘Kant van de rijbaan’: op rijbanen waar één of meer aan de buitenzijde van de rijbaan gelegen rijstroken of paden bestemd zijn voor gebruik door bepaalde voertuigen; voor andere weggebruikers de kant van het overige deel van de rijbaan;
- (g)
‘Rijstrook’: elk van de delen, waarin de rijbaan in de lengterichting kan worden verdeeld, al of niet aangegeven door strepen op het wegdek in de lengterichting, welke rijstrook voldoende breed moet zijn voor één rij rijdende motorvoertuigen, andere dan motorfietsen;
- (g bis)
‘Fietsstrook’: een deel van de rijbaan dat voor fietsen bestemd is. Een fietsstrook wordt van de rest van de rijbaan onderscheiden door op het wegdek in de lengterichting aangebrachte tekens;
- (g ter)
‘Fietspad’: een aparte weg of deel van een weg bestemd voor fietsen en die of dat als zodanig wordt aangegeven. Een fietspad wordt van andere wegen of andere gedeelten van dezelfde weg gescheiden door fysieke maatregelen;
- (h)
‘Kruising’: elke gelijkvloerse kruising, samenvoeging of splitsing van wegen met inbegrip van de open stukken, die door dergelijke kruisingen, samenvoegingen of splitsingen van wegen zijn ontstaan;
- (i)
‘Overweg’: elke gelijkvloerse kruising tussen een weg en een spoor- of tramweg met vrije baan;
- (j)
‘Autosnelweg’: een weg die speciaal is ontworpen en aangelegd voor verkeer met motorvoertuigen en waarop aanliggende percelen geen uitweg hebben en die:
- (i)
behalve op bepaalde plaatsen of tijdelijk is voorzien van gescheiden rijbanen voor beide verkeersrichtingen, welke rijbanen van elkaar gescheiden zijn hetzij door een scheidende strook die niet voor verkeer is bestemd, hetzij bij uitzondering op andere wijze;
- (ii)
geen andere weg, spoor- of tramweg of voetpad op hetzelfde niveau kruist; en
- (iii)
door speciale verkeerstekens als autosnelweg is aangeduid;
- (k)
Een voertuig wordt geacht:
- (i)
‘Stilstaand’ te zijn, wanneer het niet in beweging is gedurende de tijd, die nodig is om personen te laten in- of uitstappen of om goederen in of uit te laden; en
- (ii)
‘Geparkeerd’ te zijn, wanneer het niet in beweging is om elke andere reden dan de noodzaak een conflictsituatie met een andere weggebruiker of een botsing met een obstakel te vermijden, of om aan verkeersvoorschriften te voldoen, en wanneer de tijd gedurende welke het voertuig niet in beweging is niet is beperkt tot de tijd, nodig om personen te laten in- of uitstappen of goederen in of uit te laden.
Het staat de Verdragsluitende Partijen echter vrij voertuigen die niet in beweging zijn zoals bedoeld in bovenstaande sub-paragraaf (ii) als ‘stilstaand’ te beschouwen gedurende een tijdsbestek dat de door de nationale wetgeving vastgestelde duur niet te boven gaat, en niet in beweging zijnde voertuigen als ‘geparkeerd’ te beschouwen, wanneer deze voertuigen niet in beweging zijn, zoals bedoeld in bovenstaande sub-paragraaf (i), en dit het geval is gedurende een tijdsbestek dat de door de nationale wetgeving vastgestelde duur wel te boven gaat;
- (l)
‘Fiets’: elk voertuig met ten minste twee wielen dat uitsluitend wordt voortbewogen door de spierkracht van de berijders, in het bijzonder door middel van pedalen of van met de hand bewogen hefbomen;
- (m)
‘Bromfiets’: elk voertuig met twee of drie wielen dat is uitgerust met een verbrandingsmotor met een maximale cilinderinhoud van 50 cm3 en met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van ten hoogste 50 km per uur. Het staat de Verdragsluitende Partijen echter vrij krachtens hun nationale wetgeving niet als bromfietsen te beschouwen voertuigen die wat het gebruik betreft niet de eigenschappen van een fiets vertonen, in het bijzonder de eigenschap dat zij met behulp van pedalen kunnen worden voortbewogen, of waarvan de door de constructie bepaalde maximum snelheid, het[lees: de] massa of bepaalde eigenschappen van de motor bepaalde grenzen overschrijden. Niets in deze omschrijving mag zo worden uitgelegd dat dit de Verdragsluitende Partijen zou beletten bromfietsen op dezelfde wijze te behandelen als fietsen wat betreft de toepassing van de bepalingen van hun nationale verkeerswetgeving;
- (n)
‘Motorfiets’: elk voertuig op twee wielen met of zonder zijspanwagen, dat is voorzien van een voortstuwende motor. De Verdragsluitende Partijen kunnen in hun nationale wetgeving ook driewielige voertuigen als motorfietsen aanmerken, mits het ledig massa[lees: de ledige massa] daarvan maximaal 400 kg bedraagt. De uitdrukking ‘motorfiets’ heeft geen betrekking op bromfietsen, hoewel de Verdragsluitende Partijen, mits zij hiertoe een verklaring afleggen overeenkomstig artikel 54, tweede lid, van dit Verdrag, voor de toepassing van dit Verdrag bromfietsen als motorfietsen kunnen beschouwen;
- (o)
Onder ‘gemotoriseerd voertuig’ wordt verstaan elk zichzelf over de weg voortstuwend wegvoertuig anders dan een bromfiets in de gebieden van de Verdragsluitende Partijen die bromfietsen niet als motorfietsen beschouwen, en anders dan een voertuig dat op rails wordt voortbewogen;
- (p)
Onder ‘motorvoertuig’ wordt verstaan elk gemotoriseerd voertuig, dat gewoonlijk wordt gebruikt voor het vervoer van personen of goederen langs de weg, of om voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen, langs de weg voort te trekken. Deze uitdrukking omvat mede trolleybussen, dat wil zeggen voertuigen die in verbinding staan met een elektrische geleiding en niet op rails rijden. Zij heeft geen betrekking op voertuigen zoals landbouwtrekkers, die slechts bij uitzondering worden gebruikt om personen of goederen langs de weg te vervoeren of om voertuigen die personen of goederen langs de weg vervoeren te trekken;
- (q)
‘Aanhangwagen’: elk voertuig dat is bestemd om door een gemotoriseerd voertuig te worden getrokken; de uitdrukking omvat tevens opleggers;
- (r)
‘Oplegger’: elke aanhangwagen die is bestemd om dusdanig aan een motorvoertuig te worden gekoppeld, dat een deel ervan op het motorvoertuig rust en dat een aanzienlijk deel van het[lees: de] massa van de oplegger en van zijn lading door het motorvoertuig wordt gedragen;
- (s)
‘Lichte aanhangwagen’: elke aanhangwagen, waarvan het maximum toegestane massa[lees: de maximum toegestane massa] 750 kg niet te boven gaat;
- (t)
‘Samenstel van voertuigen’: aan elkaar gekoppelde voertuigen die zich op de weg als een geheel voortbewegen;
- (u)
‘Geleed voertuig’: een samenstel van voertuigen, bestaande uit een motorvoertuig en een oplegger die aan het motorvoertuig is gekoppeld;
- (v)
‘Bestuurder’: degene die een motorvoertuig of enig ander voertuig bestuurt (met inbegrip van een fiets) of die vee, hetzij enkele dieren hetzij in kudden, of trek-, last- of rijdieren op de weg onder zijn hoede heeft;
- (w)
‘Maximum toegestaan massa[lees: Maximum toegestane massa]’: het maximum massa[lees: de maximum massa] van het voertuig in beladen toestand toegelaten door het bevoegde gezag van de Staat waar het voertuig is ingeschreven;
- (x)
‘Ledig[lees: Ledige] massa’: het[lees: de] massa van het voertuig zonder bemanning, passagiers of lading, maar met inbegrip van zijri volledige voorraad brandstof en van het gereedschap dat het voertuig gewoonlijk meevoert;
- (y)
‘Totaal massa[lees: Totale massa]’: het werkelijke massa[lees: de werkelijke massa] van het voertuig met inbegrip van lading, bemanning en passagiers;
- (z)
‘Rijrichting’ en ‘overeenkomstig de rijrichting’: de rechterzijde indien ingevolge de nationale wetgeving de bestuurder een tegemoetkomend voertuig aan zijn linkerzijde moet laten voorbijgaan; in het omgekeerde geval betekenen deze uitdrukkingen: de linkerzijde;
- (aa)
Onder de eis, dat de bestuurder andere voertuigen ‘voorrang’ moet ‘verlenen’ wordt verstaan, dat hij niet mag doorrijden of een manoeuvre mag voortzetten, indien zulks de kans met zich zou brengen dat bestuurders van andere voertuigen gedwongen worden de richting of de snelheid van hun voertuig plotseling te wijzigen;
- (ab)
‘Geautomatiseerd rijsysteem’: een voertuigsysteem dat gebruikmaakt van zowel hardware als software voor het voortdurend dynamisch besturen van een voertuig;
- (ac)
‘Dynamisch besturen’: het in real time uitvoeren van alle operationele en tactische functies die nodig zijn om het voertuig te verplaatsen. Dit omvat het besturen van de laterale en longitudinale bewegingen van het voertuig, het monitoren van de weg, het reageren op gebeurtenissen in het wegverkeer en het plannen en signaleren van manoeuvres.