Hof 's-Gravenhage, 10-05-2006, nr. 2200000305
ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8659
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
10-05-2006
- Zaaknummer
2200000305
- LJN
AX8659
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8659, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 10‑05‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BC3663, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BC3663
Uitspraak 10‑05‑2006
Inhoudsindicatie
BTW-fraude De verdachte heeft gedurende enkele jaren als directeur van (bedrijf) feitelijk leiding gegeven aan het opzettelijk onjuist invullen van aangiften voor de omzetbelasting teneinde minder belasting te betalen dan verschuldigd. Dientengevolge is te weinig belasting afgedragen, waarmee de overheid voor een aanzienlijk bedrag is benadeeld. De verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2006 erkend op de hoogte te zijn geweest van het ontstane BTW-gat en de daarmee samenhangende fouten in de aangiften omzetbelasting. Het hof rekent de verdachte daarbij in het bijzonder aan, dat hij met deze kennis geen, althans onvoldoende, actie heeft ondernomen om de gebreken te herstellen en/of te doen stoppen waardoor de gelaakte gedragingen telkens weer konden plaatsvinden. Zowel de hoogte van het voordeel voor het bedrijf van de verdachte als de hoogte van benadeling van de overheid bleef dientengevolge jarenlang oplopen. Het hof acht de verdachte als enige aandeelhouder en als leidinggever verantwoordelijk voor deze gang van zaken binnen het bedrijf. Hij heeft de valsheid van deze aangiften bovendien deels gemaskeerd met onder zijn leiderschap vervalste facturen in de administratie te laten opnemen. Hiermee is misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijke verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming als de onderhavige. Staat en samenleving zijn door deze feiten, blijkens proces-verbaal AH-02 en de daarbij gevoegde bijlage 1, voor een bedrag van in ieder geval ruim 435.000 euro benadeeld maar niet voor een bedrag van ruim een miljoen euro, waarvan de rechtbank bij de bepaling van de straf is uitgegaan.
Partij(en)
Rolnummer: 22-000003-05
Parketnummer(s): 09-997142-04
Datum uitspraak: 10 mei 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 16 december 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 4 oktober 2005 en 26 april 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende enkele jaren als directeur van [naam bedrijf] feitelijk leiding gegeven aan het opzettelijk onjuist invullen van aangiften voor de omzetbelasting teneinde minder belasting te betalen dan verschuldigd. Dientengevolge is te weinig belasting afgedragen, waarmee de overheid voor een aanzienlijk bedrag is benadeeld. De verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2006 erkend op de hoogte te zijn geweest van het ontstane BTW-gat en de daarmee samenhangende fouten in de aangiften omzetbelasting. Het hof rekent de verdachte daarbij in het bijzonder aan, dat hij met deze kennis geen, althans onvoldoende, actie heeft ondernomen om de gebreken te herstellen en/of te doen stoppen waardoor de gelaakte gedragingen telkens weer konden plaatsvinden. Zowel de hoogte van het voordeel voor het bedrijf van de verdachte als de hoogte van benadeling van de overheid bleef dientengevolge jarenlang oplopen. Het hof acht de verdachte als enige aandeelhouder en als leidinggever verantwoordelijk voor deze gang van zaken binnen het bedrijf. Hij heeft de valsheid van deze aangiften bovendien deels gemaskeerd met onder zijn leiderschap vervalste facturen in de administratie te laten opnemen. Hiermee is misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijke verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming als de onderhavige.
Staat en samenleving zijn door deze feiten, blijkens proces-verbaal AH-02 en de daarbij gevoegde bijlage 1, voor een bedrag van in ieder geval ruim 435.000 euro benadeeld maar niet voor een bedrag van ruim een miljoen euro, waarvan de rechtbank bij de bepaling van de straf is uitgegaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a(oud), 14b(oud), 14c, 51, 57, 63 en 225(oud) van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69(oud) van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt, dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning,
mr. J. Borgesius, en mr. J.A. van Kempen, in bijzijn van de griffier mr. J.P. Lahr.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 mei 2006.