NJ 2022/382
Arbeidsrecht. Aansprakelijkheidsrecht. Aansprakelijkheid werknemer voor aan werkgever toegebrachte schade (art. 7:661 BW); maatstaf.
HR 02-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1813
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 december 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.R. Salomons, G.C. Makkink, K. Teuben
- Zaaknummer
21/03352
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS680805:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1813, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:454, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑12‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑08‑2021
- Wetingang
Art. 7:661 BW
Essentie
Arbeidsrecht. Aansprakelijkheidsrecht. Aansprakelijkheid werknemer voor aan werkgever toegebrachte schade (art. 7:661 BW); maatstaf.
Samenvatting
Het hof heeft geoordeeld dat de maatstaf van art. 7:661 lid 1 BW van toepassing is, in die zin dat de aansprakelijkheid van de werkneemster voor de verduistering van gelden afhankelijk is van het antwoord op de vraag of bij haar van opzet of bewuste roekeloosheid sprake is geweest. Het oordeel van het hof dat onder de door het hof genoemde omstandigheden in de verhouding tussen de werknemer en aan de werkgever gelieerde vennootschappen voor wie de werknemer eveneens werkzaamheden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.