NJ 2016/237
Wet Bopz. Voorlopige machtiging; motiveringsplicht rechter; summiere motivering toelaatbaar?; maatstaf.
HR 15-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:669
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 april 2016
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak
- Zaaknummer
15/05862
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110741:1
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:669, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:236, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑01‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑12‑2015
- Wetingang
Art. 2 Wet Bopz; art. 7:465 BW
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging; motiveringsplicht rechter; summiere motivering toelaatbaar?; maatstaf.
De rechtbank heeft in haar beschikking niets vastgesteld omtrent de vraag of betrokkene in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen, onder meer in het kader van het weigeren van de medicatie. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat op die grond een gedwongen opneming van betrokkene geboden is, heeft zij haar oordeel onvoldoende gemotiveerd. Dat geldt ook voor zover het oordeel van de rechtbank (mede) steunt op de omstandigheid dat betrokkene geen eigen woning meer heeft. De rechtbank heeft evenmin aandacht besteed aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.